wijze moedwillig wederrechtelijk heeft verwoest, en zoodoende aan C. eene schade van drie honderd gulden heeft toegebracht;

den tweeden beklaagde O. A. W., dat hij op 30 September 1892 aan een hein daags te voren door den administrateur der tabaksonderneming Adjoeng of Soekokerto den eersten beklaagde C. D. v. d. K. — onder wiens bevelen hij destijds op genoemde onderneming als emploijé werkzaam was — gegeven last, een door zekeren Pa Iinbran op eene in de dessa Lembangan, district Soekokerto afdeeling Djember Kesidentie Bezoekie gelegene sawah van den inlander Pa Senanten alias Pa Sranten aangelegden aanplant van tabak, welke gelijk hij wist, bestemd was om aan den tabaksondernemer A. M. C. te worden geleverd, met behulp van de mandoers Pa Ardjan en Pa Kamin moedwillig en wederrechtelijk heeft verwoest door de tabaksplantjes uit den grond te trekken en zoodoende aan C. eene schade van drie honderd gelden heeft toegebracht;

Gehoord de debatten ter openbare terechtzitting;

Gehoord hetgeen door de beklaagden en namens hen door hunnen verdediger Mr. D. Mounier, advocaat en procureur bij dezen Raad, is in het midden gebracht;

Gehoord het requisitoir van den officier van justitie te Soerabaja ddo. 12 Juli 1893, waarbij wordt gerequireerd dat de raad van justitie te Soerabaja de boven nader aangeduide beklaagden zal schuldig verklaren aan de misdrijven van lo. C. D. v. d. K., medeplichtigheid aan het verwoesten van te veld staand aangelegd plantsoen, wetende dat dit aan een ander toebehoorde, door misbruik makend van zijn gezag over den dader, dezen tot die feiten aan te sporen, onder verzachtende omstandigheden;

2o. O. A. W., het verwoesten van te veld staand aangelegd plantsoen, wetende dat dit aan een ander toebehoorde, onder verzachtende omstandigheden en hen overzulks zal veroordeelen ieder tot de straf van veertien dagen gevangenis en in de kosten van het rechtsgeding;

Gezien de stukken;

O. dat de eerste beklaagde ter terechtzitting volmondig heeft bekend, dat op 29 September van het vorige jaar de tweede