mogelijkheid zoude wegnemen daarvan, dat hij in 1874 kon soldaat geworden zijn;

O. dat van de door beklaagde opgegeven getuigen twee nl. Angkoe Gedang en het Larashoofd tegen beklaagde getuigd heb. ben en de anderen slechts zeggen daaromtrent niets te weten ;

O. dat nu wel is waar tusschen de verklaringen der getuigen en de opgaven van het stamboek dit verschil bestaat, dat volgens de eerste beklaagde te Fort de Koek, volgens het laatste te Padang-Pandjang zoude geboren zijn, doch hier noodzakelijk gedacht moet worden aan eene foutieve vermelding in het stamboek, een gevolg waarschijnlijk van het feit, dat beklaagde reeds vóór 1874 langen tijd blijkbaar te Padang-Pandjang had gewoond j O. dat mitsdien door de overeenstemmende verklaringen van Si Santan galar Malintang en Si Barima galar Mara Soetan in verband met die der getuigen Si ïoea galar Angkoe Gedang en Si Menang galar datoe Bandahara en met het overgelegde extract Stamboek wettig en overtuigend is bewezen, dat de beklaagde is de Inlander Si Ranto, die op 27 Mei 1874 te Padang-Pandjang als soldaat werd aangenomen, den 16en Juiij d. a. v. vermist en den 14en Juli d. a v. afgevoerd werd ■ O. dat op de vraag of beklaagde ook thans nog is soldaat en justitiabel is voor den militairen rechter, het antwoord bevestigend moet luiden, daar uit niets blijkt, dat beklaagde zijn eens verkregen hoedanigheid van militair heeft verloren;

O. dat toch art. 2 C. W. houdende aanwijzing der personen, die behooren tot het krijgsvolk te Lande, moet worden verklaard in verband met artt. 3 en 4 C. W., waarin bepaald is, dat het Crimineel "Wetboek niet toepasselijk is op o. a. soldaten, welke gepensioneerd of gegageerd zijn of uit 's Lands dienst zijn ontslagen, zoodat volgens deze artikelen in onderling verband een militair dan pas dat karakter verliest, wanneer hij gepensioneerd, gegageerd of ontslagen is;

O. voorts, indien men wilde aannemen, dat door afvoering na vermissing de hoedanigheid van militair verloren ging, dit tot deze consequentie zoude leiden, dat eene bestraffing wegens desertie door den militairen rechter steeds onmogelijk zoude zijn