residentie Sumatra's Oostkust behoorende personen gevestigd op ondernemingen van land- of mijnbouw, die gedreven worden door onderdanen van liet Gouvernement.

Alvorens verder na te gaan welke personen in de categorie B vallen, eene enkele opmerking omtrent de reeds boven nader omschreven categorie.

Daar volgens 110. 2 der laatstgenoemde categorie alle bedienden van Europeanen en daarmede gelijkgestelden, voor zoover zij althans niet tot de inheemsche bevolking van Sumatra's Oostkust behooren, als rechtstreeksche onderdanen van het Ned.-Indisch Gouvernement worden beschouwd, zoo is het mij meermalen voorgekomen dat personen, ten einde hunne vorderingen aan de jurisdictie van den Inlandschen vorst te onttrekken en die voor de rechtbanken en rechters van het Gouvernement te kunnen brengen, een tijd lang bij Europeanen of daarmede gelijkgestelden in dienst traden, om, zoodra hunne zaak in hoogste ressort was uitgewezen, weer tot hun gewonen rechtstoestand terug te keeren.

Wel een bewijs alzoo, dat zij in de rechtspraak van de rechtbanken en rechters van het Gouvernement meer vertrouwen stellen, dan in die van de Inlandsche vorsten.

Het maakt dan ook m. i. een eenigzins vreemden indruk dat vele Inlanders en daarmede gelijkgestelden die, voordat zij van elders, zooals b. v. van de groote of kleine Soenda eilanden, van Celebes, Ambon, of zefs van andere residenties op hetzelfde eiland Suraatra, naar de residentie Oostkust van Sumatra waren overgestoken, steeds als rechtstreeksche onderdanen van het Ned.-Ind. Gouvernement waren beschouwd geworden, en als zoodanig aan de rechtsmacht van de door het Gouvernement ingestelde rechtbanken en rechters waren onderworpen geweest, zoodra zij in de laatstgemelde residentie waren aangekomen, behoudens in eenige daarvan uitdrukkelijk uitgezonderde gevallen, niet aan de alhier gevestigde Gouverntments rechtbanken en rechters, maar aan de jurisdictie van den Inlandschen vorst onderworpen waren.

Dat zulks, vooral in strafzaken, ook belemmerend werkt, ligt voor de hand.