van de controleurs bij het B. B. op de Buitenbezittingen tot de rechtspraak in liet algemeen reeds sinds lang heb gekoesterd en waarvan ik in 110. 1014 van het Ind. "Weekblad van het Becht getuigenis gaf, sedert ik met velen hunner persoonlijk kennis gemaakt en van hunne werkzaamheden inzage genomen heb, er volstrekt niet op is verminderd.

Dat echter de op Java en Madoera alleen voor de Landraden geldende regelen omtrent het wettelijk bewijs in de residentie Oostkust van Sumatra ook voor de magistraatsgerechten, verbindend zijn gesteld en bij beider rechtspraak alzoo met één en dezelfde maat wordt gemeten, acht ik eene niet geringe verbetering.

Wat nu voorts betreft de samenstelling en rechtsbevoegdheid der in de residentie Oostkust van Sumatra gevestigde of wel alsnog later te vestigen Landraden, waarvan in den 3en titel van het Iste hoofdstuk wordt gehandeld, meen ik in overeenstemming met hetgeen in no. 1433 van het Ind. Weekblad van het Recht meer uitvoerig door mij is uiteengezet, te moeten opmerken dat art. 15 van het Oost-Sumatra Reglement in zooverre aan duidelijkheid te wenschen overlaat, dat de bewoordingen van dat artikel en dat wel hoogstwaarschijnlijk in strijd met de bedoeling van den wetgever, aanleiding kunnen geven tot de meening, dat ook dan, wanneer de beklaagde of gedaagde de Christelijke godsdienst belijdt, een tot den landaard van dien beklaagde of gedaagde behoorend hoofd (wanneer namelijk zoo. danig hoofd in de rechtbank geen zitting heeft) als adviseerend lid den Landraad moet ter zijde staan (*) terwijl daaruit tevens niet met voldoende zekerheid is op te maken, of onder die aldaar genoemde hoofden, enkel en alleen met gezag bekleede hoofden, moeten worden verstaan, welke als zoodanig door het Gouvernement zijn aangesteld, of althans erkend, noch ook of de functiën van gewoon rechtsprekend Landraadlid of van O. M. voor het geval dat deze dignitarissen, alhoewel eene andere dan de Mahomedaansche, niettemin dezelfde godsdienst als de beklaagde of gedaagde belijden en tevens als hoofden van hunnen

(*) Sedert is ook in deze leemte voorzien bij Stbl. 1891 no. 230.