dentierechter over vorderingen van ƒ 40,000 a f 50,000 te vonnissen had.

Daarbij was het volstrekt geen ongewone zaak, dat in notarieële akten zelfs de bepaling werd Opgenomen otn alle kwesties, welke zich naar aanleiding van zoodanige akten zouden kunnen voordoen, door het Residentiegerecht in eerste en laatste instantie te doen beslissen.

Wat verder de sub 3o. (van art. 25) vermelde vorderingen betreft, de omschrijving daarvan laat m. i. aan duidelijkheid wel iets te wenschen over.

Men zou namelijk alleen met de woorden van hel artikel te rade gaande, kunnen vragen of hier wordt bedoeld het geval, dat voor den Raad van Justitie reeds eene vordering is aanhangig gemaakt en zich daarbij alsnu het incident voordoet, dat eene onraiddelijke voorziening wordt vereischt, hetzij ten aanzien van een vonnis of van een executorialen titel, hetzij in geval van verschil over de verzegeling of ontzegeling, hetzij ten aanzien van de verplichting van een notaris tot het opmaken van eenige akte, of wel om eenige andere beslissing of verrichting te deen, welke anders aan den President van den Raad van Justitie is opgedragen.

Maar vooral zijn het de woorden: „in den zin van art. 283 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering voor de Raden van Justitie op Java," welke aanleiding geven tot misverstand, vermits daaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat de beslissingen, welke hier aan den Residentierecliter worden op. gedragen, geen definitieve, maar slechts provisioneele zijn (vergel: Faure, Procesrecht Deel I pag. 225 v. v. en 348 v. v.) welk laatste toch m. h volstrekt niet is bedoeld.

Indien ik namelijk de bedoeling van art. 25 sub 8o. van het Oost-Sumatra Reglement goed vat, dan heeft de wetgever hiermede, in tegenstelling met hetgeen bij art. 283 v. v. van het Reglement op de Burg. Rechtsvordering aan den President van den Raad van Justitie is toegestaan, aan den Residenlierechter ter Sumalra's Oostkust de bevoegdheid gegeven om niet slechts bij voorraad maar definitief recht te doen op vorderingen, de