* I1ET ERKENNEN VAN EEN NATUURLIJK KIND DOOR DE MOEDER EN HARE TOESTEMMING TOT DE ERKENNING DOOR DEN VADER.

Menigeen acht. eene erkenning althans door een Euïopeesche moeder ten eenenmale overbodig.

De moeder — zoo redeneert men — kan toch niet ontkennen, dat een kind uit haar geboren is?! (1)

Indien nu een natuurlijk kind bij een acte van den Burgerlijken Stand is ingeschreven, waartoe dient dan nog de erkenning door de moeder?

Die aldus vraagt, verwart m. i. „moederschap" met „erkenning" en verliest uit het oog, dat het hierbij niet te doen is om „de waarheid", maar om het „ erkennen dier waarheid" (Mr. C. W. Opzoomer B. W. 2e druk dl. II blz. 191, noot).

Is het onderzoek naar het vaderschap verboden (art. 287 B. W.), niet alzoo liet onderzoek naar het moederschap. Dit blijkt uit art. 288 B. W.:

„Het onderzoek, wie moeder van het kind is, wordt „toegelaten.

In zoodanig geval is het kind verplicht te bewijzen, dat het is hetzelfde kind, van hetwelk de moeder is bevallen.

Tot geen bewijs door getuigen wordt het kind toe-

(1) Als een staaltje van onervarenheid van sommige ambtenaren van den Burgerlijken Stand deelen wij mede, dat een der met die betrekking bekleede secretarissen geweigerd heeft, de notariëele erkenning van haar natuurlijk kind door eene moeder gedaan, op den kant der geboorte acte aan te teekenen, op grond dat het duidelijk zoude zijn, dat de moeder de moeder was en er slechts van erkenning door den vader sprake konde zijn. Deze ambtenaar verwarde de aangifte van geboorte, welke de wet vordert, met de erkenning die steeds vrijwillig is en waardoor burgerlijke betrekkingen tusschen het kind, hetwelk erkend is, en zijn vader of moeder, die het erkend heeft, worden geboren. (Mr. Tollens. De Indische Secretaris, 2e drnk bl. 464, noot).