gelden en goederen verduisterende, is er geen sprake van schennis van vrijwillige bewaargeving, doch van misbruik van vertrouwen als lasthebber gepleegd.

Een klacht, als bedoeld in art. 10 Reglt. Strafv., wordt derhalve voor de vervolging ter zake van deze feiten niet vereischt.

HET HOOG GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gelezen het vonnis van den raad van justitie te Semarang ddo. 24 October 1893, waarbij, met verklaring dat er geen grond is om ter zake voort te procedeeren, de officier van justitie bij gemeld college niet ontvankelijk is verklaard met zijn requisitoir ddo. 20 October te voren tegen Hadjie Mohamad Saleh, oud 48 jaren, geboren en wonende te Semarang, geschorst hoofdpanghoeloe bij den landraad aldaar;

Gelet op de aanteekening van verzet door den officier van justitie bij den raad van justitie te Semarang tegen voorschreven vonnis op 24 October 1893 gedaan;

Nog gelezen het verslag en requisitoir van den ProcureurGeneraal Mr. W. de Gelder, gedagteekend 14 November 1893 (lj daartoe strekkende, dat het Hof zal vernietigen de beschikking, waartegen verzet, en alsnog zal verleenen den, bij requisitoir van den officier van justitie bij den raad van justitie te Semarang ddo. 20 October jl. tegen verdachte gerequireerden rechtsingang;

Gezien de stukken;

O. dat de raad van justitie de voormelde beslissing heeft genomen, op grond, dat in casu eene klacht als bedoeld in art. 10 van het Reglement op de Strafvordering ontbreekt, terwijl het ten laste gelegde geacht moet worden daar te stellen schennis van vrijwillige bewaargeving;

O. dat deze meening echter is minder juist;

dat toch de verdachte reeds bij zijn verhoor voor den officier van justitie ddo. 23 Maart 1893, na raadpleging van het ten processe overgelegd door hem aangehouden boek van de ten

(1) Volgt hierachter.