getuigenverklaringen moet worden toegekend, weshalve zij ook niet door de door requirant gewraakte beslissingen van den landraad kunnen zijn geschonden;

O. ten aanzien van het tweede middel;

dat dit zijn feitelijken grondslag mist, wijl de verklaring van den getuige Singodjojo wel degelijk met redenen omkleed is en trouwens niet alleen op grond daarvan den eischer zijne vordering is ontzegd, zoodat dit middel nimmer tot vernietiging van 's Landraads beslissing kan leiden;

O. ten aanzien van het derde middel :

dat de rechter niet verplicht is de redenen in zijn vonnis te vermelden opgrond waarvan hij aan de getuigenis van eenige getuigen meer waarde heeft gehecht dan aan die van andere, en waar, zooals in casu, niet bepaald van het tegendeel blijkt, moet worden aangenomen dat hij daarbij rekening heeft gehouden met hetgeen dienaangaande bij art. 176 van het Itilaidsch Reglement is voorgeschreven;

O. dat derhalve het beroep in cassatie behoort te worden verworpen ;

Gelet op de aangehaalde wetsbepalingen, op art. 198 juncto 192 van het zoogenaamd Inlandsch Reglement en op de artt. 58 en 432 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering;

Rechtdoende:

Verwerpt het beroep in cassatie.

Veroordeelt den requirant in de kosten in cassatie gevallen.

Zitting van 1 Februari 1894.

Voorzitter: als voren.

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. — Verzuim van

den deurwaarder. beroep op dat verzuim verwerkt.

Art. 2 lust van vrijstellingen bedoeld bij art. 13 Ordonnantie in Staatsblad 1885 no. 181. Zegel. Vrijstelling akte van beteekening. — Art.