dat de raad van justitie derhalve, door zijn bevel tot teruggave der tot overtuigingstukken gediend hebbende percussies aan den beklaagde op eerst gemeld artikel te gronden, dat artikel verkeerd heeft toegepast;

dat meergemelde rechtbank verder krachtens het aangehaald art. 307 de teruggave van stukken van overtuiging alleen mag gelasten in de daarbij aangeduide, zich in casu niet voordoende, gevallen en dat hij alzoo, door zulks ook in dit geval te doen, evengemeld artikel heeft geschonden, weshalve het door hem gewezen vonnis te dien aanzien zal behooren te worden vernietigd;

Gelet op de bovenaangehaalde wetsbepalingen en deartt. 323 en 411 van het reglement op de Strafvordering en 173 der Rechterlijke Organisatie;

Rechtdoende:

Vernietigt het vonnis van den raad van justitie te Batavia (tweede kamer) op 21 November 1893, uitgesproken in hooger beroep van het vonnis van den Landraad te Tjitjalenka van 27 September 1893, gewezen in de overtredingzaak van den beklaagde Astawidjaja, in zoover daarbij de teruggave, na verloop van één maand nadat dat vonnis in kracht van gewijsde zou zijn gegaan, der percussies aan den beklaagde is bevolen. Handhaaft overigens dat vonnis.

Verwijst het land in de kosten in cassatie gevallen.

Zitting van 10 Mei 1894.

Voorzitter: als voren.

Artt. 2, 390 sqq. en 406 sqQ. Regu. Sumatra's Oostkust.— Art . 171 juncto 130 R. O. — Beroep in cassatie van

vonnissen door den Raad van justitie gewezen in hooger beroep van vonnissen van het residentieGerecht te Medan in eene overtredingzaak.

Bij geene wettelijke \epaling is beroep in cassatie toegelaten van een vonnis door den Raad van Justitie gewezen in hooger