le doen afgeven ter bezichtiging, stelt geen bedriegelijk middel in den zin van art. 326 Strafio. v. Europeanen in N.-I. daar, indien die leugens niet van dien aard zijn, dat 'zij daardoor in den persoon meer vertrouwen te weeg hengen, dan de eigenaars der voorwerpen in ieder anderen onbekenden kooper gesteld zouden hebben, of indien het bezigen der valse/te namen niet gepaard gaal met opgaven of uiterlijk vertoon, waardoor de eigenaren in de meening konden verkeeren, dat die namen behoorden aan personen uit den welgestelden stand, terwijl integendeel hun die namen, zoo go d als volslagen, onbekend waren,

liet afgeven van zoogenaamde bons, met verdichte namen onderteekend, bij de ontvangst van bovenbedoelde voorwerpen, stelt geen valschheid in onderhandsch geschrift daar, indien die stukken zoo geheel onbestemd van inhoud zijn, dat zij tegen den persoon, wiens naam gebezigd is geworden — gesteld hij bestond — geen legalen titel of bewijs zouden kunnen opleveren; immers daardoor bestaal geen mogelijkheid van benadeeling.

DE RAAD VAN JUSTITIE TE BATAVIA,

Gelezen liet requisitoir van den officier van justitie bij dezen raad de dato 12 April 1894, waarbij:

I. wordt gerequireerd, dat door den raad van justitie zal worden verleend rechtsingang met bevel van dagvaarding in persoon tegen de verdachte B. E. S., oud 15 jaar, geboren te Padang, wonende te Weltevreden, zonder beroep, ter zake dat zij:

lo. in den avond van 13 Maart 11. omstreeks 7 uur in den winkel der firma Brüdigam op Noordwijk is gekomen en aldaar, met bet doel gemelde firma voor een gedeelte harer bezittingen op te lichten, tegen afgifte van een bon, door haar opzettelijk valschelijk onderteekend met den naam E. van Eliett, en luidende: „op zicht 1 parasol ƒ 15.50 E. van Eliett, Gang Pasar Bahroe 13 — 3", zich beeft doen afgeven een parasol ter waarde van f 15.50 ;