voor Europeanen, en had daarom de raad, overeenkomstig het rekwisitoir van den officier te dier zake, den verzochten rechtsingang behooren te verleenen.

Het komt den ondergeteekende evenwel voor, dat de feiten in liet rekwisitoir van den officier omschreven, aan volledigheid te wenschen overlaten en daarom behooren te worden aangevuld.

Quaerilur: is dat geoorloofd? Naar het oordeel van den ondergeteekende kan daartegen geen bezwaar bestaan, mits geen rechtsingang worde verleend ter zake van andere of meerdere feiten dan die, welke in het rekwisitoir van den officier worden bedoeld.

Noch art. 71 juncto art. 66 der strafvordering, noch ons stelsel van strafvordering in het algemeen, verzet zich daartegen.

Op grond van al hetgeen hiervoren is aangevoerd, verzoekt de ondergeteekende eene beslissing.

Concludeerende:

Dat het Hoog-Gerechtshof met vernietiging van 's raads beschikking alsnog rechtsingang met bevel van dagvaarding in persoon zal verleenen tegen de persoon van B. E. S. voornoemd, ter zake: dat zij, den leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt hebbende, doch met oordeel des onderscheids handelende:

lo. in den avond van den 16en Maart jl., omstreeks te zeven uur, is gekomen in den winkel van vrouwe Briidigain op Noordwijk te Weltevreden en met het oogmerk om deze op te lichten voor eene aan haar op haar verzoek vertoonde parasol van f 15.50, bedriegelijk heeft voorgewend die parasol ter bezichtiging te willen medenemen voor hare zuster, die de prijs er van door haar bediende zoude zenden, bijaldien zij dat voorwerp naar haar zin vond, en het zich tot dat einde heeft doen ter hand stellen en vervolgens heeft medegenomen tegen afgifte van een met voormeld bedriegelijk oogmerk in den winkel door haar geschreven bon, luidende: „op zicht, l parasol ƒ 15.50" en valschelijk onderteekend met den naam van „E. van Fliett, Gang Passer Baroe" door welk stuk vrouwe Briidigam voornoemd gemakkelijk konde worden misleid en benadeeld; zijnde de