contractant Torono, geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen tengevolge gehad hebbende, beklaagde van dit punt van beschuldiging zal vrijspreken, en, met verbetering van het vonnis voor zoover de beklaagde is schuldig verklaard aan onwettige gevangenhouding van de contractante Bok Rambat met lichamelijke pijniging, onder verzachtende omstandigheden, den beklaagde ter zake van dit feit zal schuldig verklaren aan onwettige inhechtenisneming, zijnde aan de aangehoudene binnen tien dagen na de aanhouding door den schuldige, vóór dat hij vervolgd werd, de vrijheid teruggegeven; voorts den beklaagde zal veroordeelen, in plaats van tot vier, tot drie geldboeten, elk van acht gulden, met bepaling, dat hij, wegens het niet voldoen der hem opgelegde geldboeten, in gijzeling zal worden gesteld voor elke niet betaalde boete van ƒ 8.— gedurende één dag en voor elke niet betaalde boete van ƒ 25.— gedurende drie dagen; en overigens het vonnis moge bekrachtigen ;

Gehoord het rapport van den Baadsheer Mr. J. H. J. Schneider ;

O. dat de beklaagde, door zijn gemachtigde, op de wijze door de wet voorgeschreven en binnen den termijn bij deze gesteld, verklaard heeft van dit vonnis revisie te verlangen;

Gelet op de in revisie gediende memoriën;

O. dat het vonnis, voor zoover het eene vrijspraak behelst, niet aan revisie is onderworpen;

O. dat de raad van justitie terecht, op grond van de in het vonnis vermelde wettige bewijsmiddelen, eene schuldigverklaring en veroordeeling tegen beklaagde heeft uitgesproken ter zake, dat hij de contractanten Rakimin, Sajem en Tandoer moedwillig slagen heeft toegebracht, en ook de gepleegde feiten naar belmoren heeft omschreven;

O. dat echter de schuld van beklaagde aan het toebrengen van slagen aan den persoon van Torono niet wettig bewezen is, en beklaagde mitsdien van dit punt van beschuldiging behoort te worden vrijgesproken;

O. dat mede de schuld van beklaagde niet wettig bewezen is ten aanzien van de navolgende hem ten laste gelegde feiten: