omdat in casu het noodzakelijk vertrouwen, noodzakelijk voor den zoogenaamden militairen diefstal, ontbreekt 563

Artt. 154 en 153 Crim. Wetb. — Gouvs. besluit van 2S Januari 1S42 No. 1.—Desertie.

Iemand die, na zich op 5 Dec. 1890, onder den naam van Makoet, vrijwillig bij het leger in Ned.-Jndië geëngageerd te hebben voor den tijd van zes jaren tegen eene premie, op den 4en Maart 1893, derhalve in tijd van vrede, als vermist is afgevoerd, kennelijk zijn garnizoen te Kedong Kebo (eiland Javal heeft verlaten zonder behoorlijk paspoort of ontslag bekomen te hebben en zich den 2en April van dit jaar, onder den naam van Djamil, te Palimanan (mede op dat eiland), wederom voor gelijken duur en andermaal tegen premie heeft geëngageerd in 's lands militairen dienst, pleegt geen desertie in den zin van het Gouvts. besluit van 28 Januari 1812 No. 1. Dat misdrijft moet gebracht worden onder art. 153, in stede van onder art. 154 van het Crim. Wetboek 566

Art. 4 Crim. Wetb. — Beleedigingen door middel der drukpers. — Bevoegde rechter. — Artt. 17, 99 en 101 Crim. Wetb.

Een eervol ontslagen Officier, binnen het jaar en zes weken na zijne afdanking, zijn voormaligen superieur, destijds nog in actieven dienst, door middel der drukpers beleedigende uit hoofde van vorigen dienst, moet voor den militairen rechter terecht staan.

Dat misdrijf valt, desnoods met behulp van art. 17, onder het bereik van art. 4 janctis artt. 99 en 101 Crim. Wetb. voor het krijgsvolk te lande 568

Art. iOO Crim. Wetb. — Geweer.

Onder het woord „geweer" in art. 100 van het Crim. Wetb. kunnen slechts militaire wapens worden begrepen en niet alle werktuigen en gereedschappen, waarmede slagen en kwetsuren kunnen worden toegebracht. Een militair die getracht heeft zijn superieur met een geopend zakmes een stoot toe te brengen, hetgeen hem echter niet is gelukt, wijl die superieur een pas achterwaarts deed en daardoor den stoot ontweek, pleegt het misdrijf voorzien bij art. 99 van het Crim. Wetb 579

Art. 95 Criin. Wetb. — Art. 10 Regl. van Krijgstucht.

Het feit dat een minder militair, door zijn sergeant daartoe gecommandeerd, deel uitmaakt van een met kapmes gewapende patrouille, maar later, toen deze, na hare taak bijna volbracht te