te volgen en door dit wel te doen zelfstandig hebben gehandeld en daarom dan ook alleen de aansprakelijkheid zullen moeten dragen;

O. dat, wat er ook zij van de bewering dat de controleurs bij liet Bintienlandsch Bestuur op Java en Madoera geene bevelen mogen geven aan de Inlandsche hoofden of aan de bevolking, geene uitdrukkelijke wetsbepaling bun dat verbiedt en dat dan ook de feitelijke toestand deze is, dat zij wel degelijk zoodanige bevelen geven en in werkelijkheid de mindere Inlansche hoofden de hun door dc controleurs gegeven bevelen zonder aarzelen blindelings uitvoeren, waartoe nog meer bijdraagt, dat zij, bij weigering om aan die bevelen te voldoen, zich zondei twijfel zouden blootstellen aan berisping of zelfs bestraffing door de hoogere Europeesche bestuursambtenaren;

dat mitsdien de controleur aansprakelijk moet worden gesteld voor de uitvoering der door hem aan een Assistent-Wedono gegeven bevelen, even als ware die uitvoering door hem zeiven geschied;

O. dat de tegen het vonnis a quo voorgebrachte grieven derhalve zijn ongegrond, en dit als wel en te recht gewezen kan worden bekrachtigd ;

Gelet op de aangehaalde bepalingen en op artikelen 132 en 58 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering;

Rechtdoende:

Verwerpt de voorgestelde exceptie van onbevoegdheid.

Verklaart den rechter bevoegd van de onderwerpelijke vordering kennis te nemen.

Doet te niet het appèl.

Bekrachtigt het vonnis waarvan appèl, met uitzondering van de bepaling van den dag waarop het getuigenverhoor is bepaald, zul'ende de meest gereede partij een nieuwen dag aan den Raad van Justitie te Soerabaja hebben te verzoeken.

\eroordeelt appellant in de kosten in hooger beroep gevallen.