arrestant mocht worden veroordeeld, met bepaling dat die zekerheid zal moeten worden gesteld binnen acht dagen na ingesteld hooger beroep en binnen denzelfden termijn daarna aangenomen of betwist; en met veroordeeling van den gedaagde in de kosten van het geding; en in reconventie, aan den eischer, gedaagde in conventie, zijn eisch is ontzegd en hij is veroordeeld in de kosten van het geding; en wijders:

O. dat de eischer, zich met dat vonnis bezwaard gevoelende, daarvan tempore utili in hooger beroep is gekomen en, nadat hij ten dienende dage tegen den geintiraeerde, als zijnde behoorlijk gedagvaard maar niet verschenen, had verzocht en verkregen verstek met al de gevolgen van dien, bij conclusie van eisch in appèl dat vonnis in den breede heeft bestreden en heeft geconcludeerd: dat het den Hove moge behagen te ontvangen het appèl, te vernietigen het tusschen partijen gewezen vonnis van den Raad van Justitie te Semarang ddo. 28 Maart 1894, waarvan appèl, en, doende wat de eerste rechter had behooren te doen, alsnog den thans geïntimeerde met zijnen in eersten aanleg in conventie gedanen eisch en genomene conclusiën te verklaren niet ontvankelijk, immers hem die te óntzeggen en daarentegen aan den thans appellant, destijds gedaagde, toe te wijzen zijn in eersten aanleg in reconventie gedanen eisch en genomene conclusiën, met veroordeeling van den geïntimeerde in de kosten der beide instantion, zoo in conventie als in reconventie; waarna hij recht op de stukken heeft gevraagd en de uitspraak bepaald is op heden; Ten aanzien van het recht:

O. dat de rechter a quo bij zijn vonnis terecht heeft overwogen dat het den gedaagde (appellant) na zijne erkenning dat hij het orderbillet, waaruit de eischer (geintiraeerde) ageerde, heeft onderteekend, niet meer vrijstond een beroep te doen op het door hem gestelde feit, dat hij dezen dat orderbillet op zijn verzoek heeft afgegeven, zonder daarvoor eenig geld of goed te hebben genoten, vermits de forraeele aard van de verbintenis uit geschrifte (zooals die uit een orderbillet) met zich brengt dat hij, die een dergelijk geschrift heeft onderteekend, ook

LXIII. 36