den Landraad geldende voorschrift van artikel 367 van het Reglement tot regeling van het rechtswezen in de Residentie Banka, en krachtens dat voorschrift de teruggave der overtuigingstukken alleen mag worden gelast in de daarbij aangeduide, zich in casu niet voordoende, gevallen;

dat die rechtbank dus, door die teruggave ook in dit geval te gelasten, evengemeld artikel heeft geschonden, weshalve het door haar gewezen vonnis te dien aanzien behoort te worden vernietigd;

O. ten aanzien van het tweede middel: dat zoowel artikel 37 1 ten 5o van het aangehaalde Reglement als artikel 174 ten 6o van het Reglement op de Strafvordering bepalen, dat bij het vonnis uitspraak worde gedaan omtrent de kosten, waaraan geen afbreuk wordt gedaan door het bepaalde bij artikel 411 van het laatstgemelde Reglement, welks bedoeling alleen is om aan te geven op welke wijze die uitspraak zal worden gedaan, in dien zin namelijk, dat de kosten, bij veroordeeling van een beklaagde, te diens laste, en in alle andere gevallen ten laste van den lande zullen komen;

dat de Raad dus, door na vernietiging van 's Landraads vonnis geen uitspraak te doen omtrent de kosten in eerste instantie en evenzeer de uitspraak der kosten in hooger beroep te omitteeren, gemelde artikelen heeft geschonden, en die uitspraak derhalve, wat beide instantiën betreft, alsnog behoort plaats te hebben ;

Gelet op de aangehaalde wetsbepalingen, op artikel 323 van het Reglement op de Strafvordering en artikel 173 der Rechterlijke Organisatie;

Rechtdoende:

Vernietigt het vonnis van den Raad van Juititie te Batavia (tweede kamer) op den 24sten Juli 1894 uitgesproken in hooger beroep van het vonnis van den Landraad te Muntok van den 26sten April 1894, gewezen in de overtredingszaak van den beklaagde Liauw Sen, in zoover daarbij is bevolen, dat de als stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen na verloop van een maand, nadat het vonnis in kracht van gewijsde