REVISIE.

HOOG-GEREGHTSROF VAN NEDERLANDSCH-1NDIË.

(Tweede Kamer).

Raadkamer van 10 Augustus 1894.

Voorzitter: Mr. J. C. Mulock Houwer.

Wraking. — Schorsing van een strafgeding.— Drukpersreglement.— Art. 25, 3e Strafw. v. Eur.

Eene wraking van een geheele rechtbank als zoodanig, als lichaam, is big de wet uitgesloten.

Wraking van het Openbaar Ministerie in strafzaken is niet toegelaten .

Een door den beklaagde verzochte schorsing van het strafgeding, op grond dat hij bij het Openbaar Ministerie een klacht heeft ingediend ter zake van door de rechtbank gepleegde valschheid in geschrifte, kan niet worden toegestaan, aangezien een strafrechterlijke vervolging van openbare lichamen als zoodanig niet kan plaats hebben.

Art. 25, al. 3 van het Strafw. voor Eur. is krachtens art. 35 van dat wetboek van toepassing op alle misdrijven en overtredingen, waartegen bij andere wettelijke verordeningen is voorzien. Het Reglement op de drukwerken (Stbl. 1856 No. 74 ) derogeert niet aan dat algemeen beginsel.

Be redacteur van een dagblad, die een manuscript, houdende eene lasterlijke aantijging, ontvangt en na kennisname van den inhoud naar de drukkerij zendt, wetende dat het op die drukkerij gedrukt en in het dagblad geplaatst zou worden en dat de nummers van de bladen zouden worden verspreid, pleegt een handeling, waardoor het door den schrijver van het artikel gepleegd misdrijf van laster, door middel van de drukpers, is gemakkelijk gemaakt. Die handeling valt in het algemeen onder die, welke volgens art. 25, 3e juncto 24 Strafw. voor Europ., kunnen worden gestraft.