HET HOOG-GERECHTSHOE YAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gezien de stukken van het gerechtelijk onderzoek in de zaak van den beklaagde Samad, en het in die zaak op den 19den Juli 1894 door de Rechtbank van omgang te Tjilegon gewezeu vonnis, waarbij de beklaagde is schuldig verklaard aan moord, en deswege veroordeeld tot de straf des doods, enz;

Gezien de schriftelijke conclusie namens den Procureur-Generaal, genomen door den Advocaat-Generaal Mr. W. C. van Benthem Jutting, gedagteekend 6 September 1894, strekkende tot vernietiging van het tegen den beklaagde gewezen vonnis en verwijzing van de zaak naar denzelfden rechter, die daarvan reeds heeft kennis genomen, met bevel haar op nieuw te behandelen en te beslissen, te beginnen met de oudste acte, waarmede de nietigheid is gepleegd, zijnde het onderzoek ter terechtzitting, enz;

Gehoord het rapport van 's Hofs Vice-President Mr. J. C. Mulock Houwer;

O. dat de beklaagde, op de wijze door de wet voorgeschreven en binnen den termijn bij deze gesteld, verklaard heeft van bovenvermeld vonnis revisie te verlangen;

O. wijders dat in deze aan de samenstelling van de rechtbank als Griffier heeft deelgenomen de persoon van J. A. Joannes, klerk ter griffie van de Landraden te Serang c.a. bij besluit van den Landraad te Tjilegon ddo. 18 Juli 1894 No. 2, op voordracht van den Griffier, overeenkomstig art. 64 van het Reglement op de R. O. tot buitengewoon Substituut-Griffier bij laatstgenoemde rechtbank benoemd, en als zoodanig krachtens het bepaalde bij art. 2 van Stbl. 1879 No. 106 in het algemeen bevoegd de functiën van Griffier bij de Rechtbank van omgang waar te nemen;

dat evenwel uit een ambtsschrijven van den fgd. omgaanden rechter te Tjilegon, de dato 8 September 1894 No. 126 (houdende aanbieding van de processtukken in beklaagde's zaak) blijkt, dat de bedoelde buitengewoon Substituut-Griffier de functiën van Griffier in deze heeft waargenomen, zonder vooraf den bij art.