officier of van eenen minderen rang zijnde, in arrest is, hij daarin zal blijven gedurende het onderzoek zijner zaak, dat is, totdat over zijne zaak, ingevolge de wet, in hoogste instantie zal zijn beslist;

O. dat de meening van den Krijgsraad, dat op den in deze uitdrukkelijke bepaling vervatten algemeenen regel door den wetgever, blijkens art. 165 (ter Rechtspleging bij de Landmacht, eene uitzondering zou zijn toegelaten, is ongegrond; immers eene dergelijke uitdrukkelijke bepaling slechts op uitdrukkelijke, geeneu twijfel overlatende wijze in sommige gevallen zou kunnen te niet gedaan worden ;

O. dat dit niet het geval is, daar toch art. 165, evenals de voorafgaande, klaarblijkelijk bet oog hebben op het mede in art. 160 voornoemd vermeld geval, dat de beklaagde den rang heeft van Officier, over wiens arrest in de eerste zitting van den Krijgsraad moet (art. 160), doch in den loop der procedure, op voordracht van den Auditeur-Militair, nader kan beslist worden (art. 165), zijnde laatstgenoemd artikel, als voorziende in een geheel ander geval, dan ook geenszins eene overbodige herhaling van art. 160;

O. dat in deze een beroep op de artt. 55 en volgende van de Rechtspleging bij de Landmacht evenmin opgaat, daar toch in art. 55 alleen sprake is van het ontslaan van een Officier uit arrest, waaromtrent de commandeerende Officier beslist en niet de officieren-commissarissen, terwijl in de volgende artikelen alleen sprake is van het stellen in arrest van een beklaagde door commissarissen, doch niet van het ontslaan uit arrest, hetwelk wederom alleen kan geschieden door den commandeerenden Officier op eigen verantwoordelijkheid en hiermede te niet gedaan wordt de redeneering, dat den Krijgsraad wel de bevoegdheid zal toekomen, die aan officieren-commissarissen is toegekend ;

O. dat het nu voorzeker niet vreemd is, dat de wetgever ten aanzien van het ontslaan uit arrest van een Officier en van een minderen militair van andere beginselen is uitgegaan en ten aanzien van den eerste vrijheid heeft gelaten hem uit het arrest te ontslaan (art. 165), immers de waarschijnlijkheid van out-