werd van liet tegen den beklaagde gewezen vonnis in liet belang van de llooge Overheid te provoceeren aan den Hove, te bekwamer tijd dit appèl heeft vervolgd ;

O. dat den geappelleerde bij introductieve klacht van 19 Juli 1894, opgemaakt door den sergeant-majoor van de 4de compagnie van het 2de Depot-Bataljon te Magelang B., is ten laste gelegd, dat hij, die zich op 17 October 1898 vrijwillig aan het Nederlandsch-Indische leger had verbonden voor den tijd van zes jaren, tegen ontvangst eener premie ten bedrage van vijf en-zeventig gulden, met het oogmerk het Gouvernement van NederlandschIndië voor een gedeelte van zijne bezittingen op te lichten, onder bet bedriegel.'jk voorgeven burger te zijn en Kamsir te heeten, zich op 5 Februari 1894 te Semarang in 's lands zeedienst heeft geëngageerd onder den naam van Kamsir, bij welke gelegenheid hem de premie, ten bedrage van één honderden-twintig gulden, is uitbetaald geworden;

O. dat de Krijgsraad, naar aanleiding van het gehouden gerechtelijk onderzoek, op de gronden en bewijsmiddelen in zijn vonnis vermeld, te recht als wettig bewezen heeft aangenomen, dat de geappelleerde, die zich op 17 October 1893 vrijwillig aan het Nederlandsch-Indische leger had verbonden voor den tijd van zes jaren, tegen ontvangst eener premie ten bedrage van vijf-en-zeventig gulden, onder het bedriegelijk voorgeven burger te zijn en Kamsir te heeten, zich op 5 Februari 1894 te Semarang in 's lands zeedienst heeft geëngageerd, doch ten onrechte tevens als wettig bewezen heeft aangtnomen, dat hij, met het oogmerk het Gouvernement van Nederlandsch-Indië voor een gedeelte van zijne bezittingen op Ie lichten, zich aan 's lands zeedienst heeft verbonden tegen ontvangst van eene premie van een honderd-en-twintig gulden, daar toch van de uitbetaling van eene premie alleen blijkt door de op zich zelve staande en zelfs door het aannemingsbillet niet bevestigde bekentenis van den geappelleerde;

O. dat dien tengevolge de Krijgsraad het door den geappelleerde misdrevene niet naar behooren heeft omschreven en ook de hem opgelegde straf niet meer is overeenkomstig de wet;