O. dat 's Krijgsraad^ vonnis derhalve, zoovrel ten aanzien der qualificatie als der straf, behoort te worden verbeterd ;

Gelet op art. 153 van het Crimineel Wetboek, op art. 19 alinea 6 van Staatsblad 1890 No. 58, zoomede op de artt. 50 en 53 van 's Hofs Provisioneele Instructie;

Rechtdoende :

In naam en van wege de Koningin !

Ontvangt het appèl.

Verbetert het vonnis, waarvan appèl.

Verklaart den geappelleerde schuldig aan: het zich als soldaat, in tijd van vrede, zonder behoorlijk paspoort of ontslag bekomen te hebben, in 'slands zeedienst te engageeren.

Veroordeelt hem te dier zake tot de straf van militaire detentie voor den tijd van twee jaren.

Bekrachtigt voor het overige het vonnis.

Verwijst den geappelleerde nog in de in appèl gevalltyi kosten en misen der Justitie, mitsgaders in die van den processe.

Zitting van 14 December 1894.

Voorzitter: als voren.

Pijnt van beschuldiging. — Verzwarende omstandigheid. — Vrijspraak.

De ten laste legqing van het feit, dat de gepleegde gewelddadigheid eene onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen heeft ten gevolge gehad, vormt geen afzonderlijk punt van beschuldiging, doch slechts eene omstandigheid, welke de strafbare handeling kan verzwaren. Mitsdien behoeft de beklaagde van die omstandigheid, zoo zij onbewezen is, niet afzonderlijk te worden vrijgesproken.

HET IIOOG MILITAIR-GERECHTSHOF,

Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden Krijgsraad j,e Padang tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde ge-