Art. 274 Strafw. Inl. — Helen of verbergen van een lijk.

Om aan art. 274 Strafw. v Inl. schuldig te kunnen worden verklaard, moet vaststaan, dat de persoon, wiens lijk men heelt of verbergt, overleden is ten gevolve van een tegen hem gepleegd misdrijf.

Het helen of verbergen van het lijk van iemand, die zich zeiven van het leven heeft beroofd, is niet strafbaar 261

Politie-oppasser. — Omkooping. — Bevoegheid.

Tot kennisname van het misdrijf van omkooping, gepleegd door een politie-oppasser, is niet de Rechtbank van Omgang maar de Landraad de bevoegde rechtbank 266

Drukpers-delict. — Bewijs der feiten in de aantijging vermeld. — Doel om te beleedigen.

Uit het onderling verband van de artikelen 283 en 284 van het Strafw. v. Europeanen blijkt, dat de rechter, bij het misdrijf van laster, geen bewijs door getuigen mag toelaten van feiten door beklaagde in zijne aantijging vermeld.

De vraag of de beklaagde het doel heeft gehad om te beleedigen moet worden beantwoord uit het algemeen verband van het geschreven artikel, de daarbij gebezigde woorden en uitdrukkingen en uit het feit, dat hij er zich niet toe bepaald heeft ter kennisse van het publiek te brengen hetgeen hem door andere personen is medegedeeld 268

Stbl. 1876 No. 225 en 1879 No. 106. — Nietige acte van verwijzing. — Nietontvankelijkheid van het Openbare Ministerie met zijne ingebrachte beschuldiging.

Bij art. 4 van Stbl. 1879 No. 106 is uitdrukkelijk bepaald, dat de vervanging van den Landraadvoorzitter door den Ass.Residont, bedoeld bij Stbl. 1876 No. 225, zich niet uitstrekt tot de aan den Landraadvoorzitter opgedragen functiën van Omgaand Rechter.

Eene acte van verwijzing opgemaakt en onderfeekend door een Ass.-Resident, bij verhindering wegens ziekte van den fgd. Omgaanden Rechter, is derhalve nietig.

In dat geval moet het Openbaar Ministerie met zijne tegen den beklaagde ingebrachte beschuldiging niet ontvankelijk verklaard worden 369

Art. 3 Stbl. 1867 No. 10. — Art. 10 Regl. Strafv.

Ingevolge art. 3 van Stbl 1867 No. 10 oordeelen de Europeesche rechtbanken in eersten aanleg over alle strafvervolgingen ingesteld o. a. tegen Djaksa's en worden die zaken op de gewone bij algemeene verorderingen voorgeschreven wijze berecht.