Mitsdien is op den beklaagde — tegen wien eene strafvervolging is ingesteld ter zake van feiten gepleegd tijdens hij het ambt van Djaksa bekleedde — van toepassing de voor Europeanen geldende voorschriften der procesorde, opgenomen in het Regl. op de Strafvordering.

Art. 10 van dat Reglement is echter geen voorschrift van formeel, maar van materieel recht en mitsdien niet van toepassing op beklaagde, als onderworpen blijvende aan het materieele strafrecht. (waaronder het strafwetboek) voor inlanders 371

Art. 305, 3o. Strafw. v. Inl. — Diefstal in dienstbaarheid.— Art. 187 jo. 186 eodem. — Openbare bewaarplaats.

Een telegram-besteller, tegen vast loon in dienst van een posten telegraafkantoor, van eeflo in dat kantoor staande tafel eenige brieven, geldswaardige papieren inhoudende, arglistig wegnemende, pleegt niet het misdrijf bedoeld in art. 305, 3o. van het Strafw. v. Inl., omdat de diefslal niet is gepleegd ten nadeele van beklaagde's meester, noch van iemand die zich in het huis zijns meesters (het post- en telegraafkantoor) bevond.

Dat kantoor moet echter als een openbare bewaarplaats worden aangemerkt, zoodat die feiten vallen onder het bereik van art. 187 jo. 186 van genoemd strafwetb 374

(Dekde Kamee).

Bewijs van staat. — Forum van een Christen Inlander.— Art. 100 Reg. Regl.

Door de overlegging eener notarieele acte, waarbij een Europeaan een uit eeg Inlandsche vrouw (die tijdens de erkenning reeds zou zijn overleden) geboren kind ais het zijne erkent, bewijst de beklaagde niet, dat die vrouw zijne moeder was, met andere woorden, dat hij dezelfde persoon is als in de acte aangeduid.

1 olgens art. 109 Reg. Regl. is een Inlandsch Christen onder de cathegorie der Inlanders te rangschikken, die, behoudens enkele uitzonderingen, terecht staan voor de Inlandsche rechtbanken. 112

Overeenstemming tussehen de acten van verwijzing en van beschuldiging. — Feiten in de verwijzing vermeld, welke noch misdrijf noch overtreding opleveren.

Indien de beklaagde bij beschikking van den Landraadsvoorzitter naar de terechtzitting is verwezen ter zake, dat hij op zekeren dag met een kris den Inlander Pak JS'gadiman eene wond aan de linkerhand heeft toegebracht, ten gevolge waarvan enz., dan levert dat feit noch misdrijf noch overtreding op, aangezien daarbij niet is gesteld, dat die persoon door beklaagde moedwillig