rliit hunne grieven niet alleen gericht zijn tegen het vonnis van den rechter in appèl, maar ook tegen dat van den eersten rechter, wiens gronden en motieven de Raad van Justitie tot de zijne heeft gemaakt en de requiranten deze grieven reeds in appèl kunnende voorbrengen, blijkens liet vonnis a quo, van die gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt;

O. te dien aanzien, dat de litis contestatie wel is waar in cassatie niet kan worden veranderd of uitgebreid, doch dit geval zich hier niet voordoet, aangezien de vraag of de gerequireerde al dan niet op wettige wijze is geadopteerd een punt van onderzoek en beslissing bij den rechter in eersten aanleg en in appèl heeft uitgemaakt;

O. alsnu ten aanzien van het middel zelf: dat de Landraad te Tangerang en dus ook de Raad van Justitie, die zich met de beslissing van den eersten rechter geheel vereenigde, niet heeft beslist, dat adoptie op eene andere wijze kan plaats hebben dan door de werkelijke overgave van het kind door de ouders daarvan aan hem, die het adopteert, doch blijkbaar alleen op grond van vermoedens heeft aangenomen, dat de adoptie van gerequireerde op behoorlijke wijze heeft plaats gehad;

dat de Raad van Justitie, evenals de Landraad, bij die beslissing wel schijnt te zijn uitgegaan van de stelling, dat adoptie door Chineezen geldig is, ook voor het geval daarvan geen schriftelijk bewijs is opgemaakt, doch dat, al ware dit juist, van schending of verkeerde toepassing der in het middel opgenoemde wettelijke bepalingen geen sprake zoude kunnen zijn;

dat het in casu immers voornamelijk aankomt op de Generale Resolutie des Kasteels Batavia van 9 Mei 1769, aan het slot waarvan „de notarissen en beamptsch rij vers op de buiten-comp„toiren, tot het opstellen van alle wettige instrumenten en „actens gequalificeert. zijn gelast om bij de actens dan wel „contracten van adoptie duidelijk mentie te maken van 't geene ,,d' overeenkomende perzoonen begeeren, nadat zjj door hen