cember 1894, gediende schriftelijke conclusie, daartoe strekkende, dat het Hof in het belang der wet zal vernietigen het op den lOden October 1894 gewezen vonnis van den Raad van Justitie te Soerabaja, rechtsprekende krachtens het bepaalde bij de artikelen 867 s.q.q. van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van den fungeerend Notaris te Martapoera M. H. Witbols Feugen, met verklaring dat zulks geschiedt in het belang der wet en zonder dat daardoor eenig nadeel wordt toegebracht aan de rechten door partijen verkregen, met bepaling dat ten deze de kosten zullen komen ten laste van den Lande;

Gezien opgemeld vonnis van den Raad van Justitie te Soerabaja, ddo. 10 October 1894, waarbij de gerequireerde M. H. Witbols Feugen voornoemd is vrijgesproken van de hem bij requisitoir van den Officier van Justitie bij dien Raad, ddo. 17 Mei 1894, ten laste gelegde overtreding van artikel 35 van de Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve in NederlandschIndië, met veroordeeling van het land in de kosten;

Gehoord het rapport van den Raadsheer Mr. D. H. van Gelder;

Gezien de betrekkelijke stukken;

O. dat als eenig middel van cassatie is voorgesteld:

Schending dan wel verkeerde toepassing van het reeds vermelde artikel 35 der Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Nederlandsch-Indië, doordien de rechter a quo den gerequireerde vrijsprak van de hem ten laste gelegde overtreding van dat artikel, op grond dat voor de toepassing daarvan zou moeten vaststaan, dat er ook werkelijk koopcontracten ten overstaan van den Notaris zijn verleden;

O. dat artikel 35 der meergemelde Ordonnantie in Staatsblad 1834 No. 27, gelijk dat wordt gelezen volgens de Ordonnantie in Staatsblad 1891 No. 67, bepaalt, dat de Notarissen, op verbeurte eener boete van f 25.— tot f 100.—, vóór den tienden dag van elke maand eene opgave aan den Griffier van den