vermeld, ter. onreelite appellant ter zake heeft schuldig verklaard aan insubordinatie door woorden door een Officier gepleegd en hem, met aanneming van verzachtende omstandigheden, deswege heeft veroordeeld tot de straf van militaire detentie voor den tijd van drie maanden;

O. toch dat ook met toepassing van art. 17 van het Crimineel Wetboek de door appellant gepleegde handeling niet valt onder art. 99 jcto. art. 101 van evengenoemd Wetboek, waarbij straf wordt bedreigd tegen het met woorden of gebaren beleedigen of dreigen van een meerdere in rang;

O. dat immers appellant, hoewel in de gegeven omstandigheid dat deze met het commando van de compagnie was belast, den lsten Luitenant K. als zijn superieur te beschouwen hebbende, noch persoonlijk beleedigende woorden, hetzij dan mondeling, hetzjj bjj geschrifte, gericht heeft tegen dien superieur, noch dergelijke woorden geuit heeft, die noodwendig ter kennisse van dien superieur moesten komen, immers het verzoek aan twee zyner collega's gedaan om dien superieur zijn visitekaartje te overhandigen met de bovenbedoelde opdracht geschiedde buiten tegenwoordigheid van dien superieur en nimmer te diens kennisse zoude zijn gekomen, indien die collega's hadden kunnen goedvinden om aan dit in opgewondenheid gedaan verzoek geen gehoor te geven, waartoe zij volkomen gerechtigd waren, zijnde het toch een verzoek en geen last waaraan zij verplicht waren te voldoen;

O. dat het aan appellant ten laste gelegde derhalve niet valt onder art. 99 jcto. art. 101 van het Crimineel Wetboek, noch onder eenig artikel van de strafwet en hij mitsdien van het hem ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken;

Gelet op artt. 50 en 58 van 's Hofs Provisioneele Instructie;

Rechtdoende:

In naam en van wege de Koningin!

Ontvangt het appèl.

Vernietigt het vonnis waarvan appèl.

Spreekt den appellant vrij van het hem ten laste gelegde.