I. dat het waar is, dat hij, eïscher (thans geïntimeerde), aan den Heer L. Geesdorp, toenmaals tijdelijk vervangend notaris te Semarang, op 5 September 1889 voor het opmaken van het tusschen eischer en gedaagde gesloten onderwerpelijk associatie-contract heeft betaald de som van f 50.— en op 10 October daaraanvolgende aan denzelfden tijdelijk vervangend notaris de som van /' 40.—, voor afschriften der van dat associatie-contract gemaakte acte;

II. dat het waar is, dat hij, eischer, thans geintimeerde, voor zeven door hem op de vendutie van wijlen den Heer Ileidenreich te Dliwang, in October 1889, gekochte paarden heeft besteed een bedrag van minstens f 272 ;

III. dat het waar is, dat hij, eischer, thans geintimeerde, ingevolge de schriftelijke opdracht van gedaagde, thans appellant, vervat in diens schrijven van 7. October 1889, paarden heeft laten koopen door tussclienkomst van den heer Baden - broek te Pekalongan en aan dezen daartoe op 13, 21, 26 en 30 October en 4, 11, 19 November 1889 voorschotten lieett gezonden van f 500.— of tc zamen f 3500.—;

en de kosten van dit incident zijn gereserveerd tot aan de beslissing ten principale;

En w\jders:

O. dat de gedaagde, zich met dit interlocutoir vonnis bezwaard achtende, daarvan tijdig is gekomen in hooger beroep en na bij conclusie van eisch in appèl zijne grieven daar tegen in extenso te hebben blootgelegd, heeft geconcludeerd: dat het den Hove moge behagen, met ontvangst van het appèl, te niet te doen het vonnis waarvan appèl, en, doende wat de eerste rechter had behooren te doen, den eischer, thans geintimeerde, met de door hem in eersten aanleg gedanen eisch en genomen conclusien niet ontvankelijk te verklaren, immers hem die in ieder geval te ontzeggen en aan den gedaagde, thans appellant, de in eersten aanleg door hem genomene conclusien ten principale toe te wijzen, met veroordeeling van eischer, thans geintimeerde. in de kosten der beide instantien;