luidende: „In alle gevallen waarin tegen het misdrijf van valschheid is bedreigd wordt tevens uitgesproken eene geldboete van ten hoogste een vierde van het onwettige voordeel, genoten door de daders der valschheid, hunne medeplichtigen of door hen die desbewust gebruik hebben gemaakt van het valsche stuk;

O. dat mitsdien, met vernietiging in zoover van 's Raads vonnis, de door hem geweigerde rechtsingang ter zake van de sub 2o. en 3o. in het requisitoir vermelde feiten alsnog behoort te worden verleend;

Gelet, behalve op de aangehaalde wetsbepalingen, op de artikelen 72 en 68 van het Reglement op de Strafvordering;

Rechtdoende:

Vernietigt het vonnis van den Raad van Justitie te Makasser, voor zoover daarbij de door den Officier van Justitie by dat college verzochte rechtsingang ter zake van de sub 2o. en 3o. in het requisitoir vermelde feiten is geweigerd en verklaard is, dat er ten aanzien dier feiten geen grond is om voort te procedeeren.

Verleent alsnog tegen den verdachte Jan Coloaij den ter zake van die feiten gerequireerden rechtsingang.

Bekrachtigt overigens dat vonnis.

HOOGER BEROEP.

Zitting van 20 Maart 1895. Voorzitter: als voren.

Drukpers-reglement. — Drukker. — Aanwijzing van

den schrijver. — behandeling van strafzaken in hooger beroep.

De redacteur van een dagblad, met wiens goedvinden en op iviens last alleen de stukken, in dat blad opgenomen, worden gedrukt en die daarvan de verantwoordelijkheid op zicli genomen