heeft, moet ia dea zin van het Drukpers-Reglement als de drukker worden beschouwd.

Bij aanwijzing van den schrijver door den drukker (art. 11 Stbl. 1856 No. 74) kan deze niet volstaan met eene eenvoudige mededeeling wie de schrijver is, veel minder tuien hij vermoedt dit te zijn, maar hij behoort zulks tevens te bewijzen, althansop goede gronden, zoo noodig gestaafd door wettige bewijsmiddelen, aannemelijk te maken.

Bij de behandeling van strafzaken in hooger beroep behoort de rechter in appèl steeds een eindbeslissing omtrent de hoofdzaak te geven, uitgezonderd in de gevallen bedoeld bij de artt. 186 (jo. 194) en 195 van het Regl. Strafu.

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË,

Gelezen het vonnis van den Raad van Justitie te Soerabaia " van 15 December 1894, waarbij de Officier van Justitie vooralsnog niet ontvankelijk is verklaard met zijn tegen beklaagde P. C. II. genomen requisitoir en met veroordeeling van het Land in de kosten;

Gelet op de aanteekening van appèl door den SubsistuutOfficier van Justitie bij den Raad van Justitie te Soerabaia op 29 December 1894 en mitsdien binnen den bij de wet voorgeschreven termijn gedaan;

Gehoord de voorlezing van het requisitoir van dagvaarding en het relaas van beteekening daarvan;

Gelet op het tegen den behoorlijk gedagvaarden doch niet verschenen beklaagde verleend verstek;

Gehoord het rapport van den Raadsheer Mr. C. Rasch, zoomede de voorlezing der in eersten aanleg afgelegde getuigenverklaringen ;

Gehoord het door het Openbaar Ministerie bij dit Hof, vertegenwoordigd door den Advocaat-Generaal Mr. Ch. H. Nieuwenluiijs, ter terechtszitting genomen requisitoir, daartoe strekkende, dat het Hoi', met vernietiging van het door den Raad van Jus-