en opposant in eigendom toebehoort en niet aan de geëxecuteerde Si Rahakat;

0. dat door die beslissing de Landraad geen der door requirant in zijn middel aangehaalde wetsbepalingen heeft geschonden of verkeerd toegepast;

dat er immers geen sprake is. dat er in rechten geloof gehecht is aan de verklaring van één enkelen getuige zonder eenig ander middel van bewijs, of dat bloote vermoedens bij den rechter bij de beslissing der zaak in aanmerking genomen zijn;

dat wijders niet is gesteld, dat de onderwerpelijke getuigenverklaringen niet met redenen van wetenschap zouden zijn omkleed en eindelijk de Landraad wel aan de verschillende getuigenissen door haren samenloop en verband bewijskracht heeft toegekend en die getuigenissen dus implicite als geloofwaardig aanneemt, doch die bewijskracht en de al of niet geloofwaardigheid der getuigen aan het oordeel van den cassatierechter zijn onttrokken;

O. dat mitsdien het beroep in cassatie als ongegrond behoort te worden verworpen;

Gelet op de artikelen 2 ten 3de, 20 ten 1ste, 127, 129 en 130 juncto 134 van liet Reglement tot regeling van het rechtswezen in het Gouvernement Sumatra's Westkust cn de artikelen 58 en 432 Burgerlijke Rechtsvordering;

Rechtdoende:

Verwerpt het ingestelde beroep in cassatie.

Verwijst den requirant in de kosten in cassatie gevallen.

Zitting van 16 Mei 1895. Voorzitter: als voren.

Bevoegdheid van den Landraad. — Art. 95, lo. Recht. Org.

De Landraad blijft bevoegd van eene civiele vordering boven de f 50.— tusschen Inlanders kennis te nemen, ook al wordt die