bedoeld, dat de vordering bij gebrek aan bewijsgrond ontzegd moet worden.

Door die beslissing is art. 78 van bet Regl. op de Burg. Eecbtsv. verkeerd toegepast, aangezien die wetsbepaling onmiskenbaar de strekking beeft om, na verstekverleening, bet vorderen van bewijs

van den eiseher uit te sluiten 7'!

Aanwijzing der wettelijke bepalingen. — Middelen.

Indien de requirant in cassatie in zijne memorie wel de scbending dan wel verkeerde toepassing van wettelijke bepalingen beweert, maar uit zijne toelichting daarvan niet valt op te maken op welke wijze de door hem aangehaalde artikelen zouden zijn geschonden of verkeerd toegepast, dan is li ij met het door hem

ingesteld beroep in cassatie niet ontvankelijk 80

Art. 172 Recht. Org. — Cassatie van Landraadvonnissen. "Volgens art. 172 van het Regl. op de Recht. Org. kan cassatie van Landraadvonnissen, in burgerlijke zaken gewezen, alleen plaats hebben, wanneer in eersten aanleg en tevens in het hoogste ressort door de Landraden is recht gesproken, maar niet wanneer de Landraad, rechtsprekende in hooger beroep, heeft

uitspraak gedaan 253

Art. 159 Inl. Regl. —

Volgens art. 159 van het Inl. Regl. staat het geheel ter beoordeeling van den rechter of hij al dan niet termen vindt om aan een der partijen den gerechtelijken eed op te leggen, zoodat de rechter, door van deze zijne bevoegdheid geen gebruik te maken, nimmer dat artikel door niet toepassing kan hebben geschonden. 256

Deelbaarheid van verbintenissen. — Artt. 1297,1299,1303 en 1579 Burg. Wetb.

De rechter aannemende, dat onder de strekking der verbintenis van de zijde des huurders tot betaling eener huursom behoort te worden verstaan de uit het betreffende contract voortspruitende gehoudenbeid tot voldoening van huurpenningen en dat die verbintenis dus is deelbaar, heeft de artt. 1297 en 1299 in verband met 1303 en 1570 van het Burg. Wetb. noch geschonden noch

verkeerd toegepast 363

Nieuwe weer in cassatie. — Waardeering door den rechter van het behing dat de eene partij heeft bij de voldoening van de aan de andere partij omgelegde daad.

Eene weer welke of in eersten aanleg voor den landraad of in hooger beroep voor den Raad van Justitie had kunnen opgeworpen worden, kan, indien zulks niet is geschied, niet voor het eerst in cassatie worden voorgebracht.