(Tweede Kamer). VERZET.

Raadkamer van 11 Juli 1895. Voorzitter: Mr. G. H. Lowe.

Slavenhandel. ( l )

HET HOOG GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË,

Gelezen het vonnis van den Raad van Justitie te Macassar van 15 Mei 1895, waarbij is verklaard, dat hetgeen den verdachte Aroe alias Toeroe Aroe is ten laste gelegd niet onder het bereik der strafwet valt en er dus geen grond is om tegen hem voort te proeedeeren en gelast dat h\j, zoo hij zich in hechtenis bevindt, onmiddellijk op vrije voeten zal worden gesteld, tenzij hij om andere redenen in hechtenis behoort te blijven; alvorens op het requisitoir tot het verleenen van rechtsingang tegen de verdachten Gikoe, Soetoena, Poca Male, Koe n Dikie, Samsie, Soekoe, Poea n Garie, 'n Garie, Noreo alias n Deloe en Basaba te beschikken, is bevolen dat— met in achtneming van hetgeen in de 4e, de 5e en de 6e overweging van het vonnis voorkomt — een nader onderzoek zal worden ingesteld naar den aard van het misdrijf, dat de door dezen gepleegde feiten opleveren, met bevel dat de verdachten inmiddels in hechtenis zullen blijven;

Gelet op de aanteekening van verzet door den Officier van Justitie bij den gemelden Raad tegen dat vonnis op den 16en Mei 1895 gedaan;

Gelezen het verslag en requisitoir van den Procureur Generaal Mr. J. C. Mulock Houwer genomen en gedagteekend 16 Juni 1895 No. 1328, daartoe strekkende, dat het Hof, met vernieti-

(') Hit belangrijk arrest bevelen wij ten zeerste ter lezing aan.

R.