alle de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar voor zijn persoonlijke verbintenissen aansprakelijk zijn, wil het, ten nadeele van crediteuren, niet altijd even best vlotten. Wij beamen het betoog van Mr. J. van Gennep dat waar, gelijk ten opzichte van Chineezen en andere vreemde oosterlingen het geval is, de controle van den schuldeischer over de baten en rechtsverhoudingen van den schuldenaar niet voldoende mag worden geacht, waar de schuldeischer niet in de gelegenheid is zich de noodige waarborgen te verschaffen, waar de zeden en gewoonten der berechtigden zich togen ontduiking hunner verplichtingen niet aankanten als tegen de overtreding van een zedelijk gebod ( 1 ), met de gewone middelen van tenuitvoerlegging op de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar niet kan worden volstaan, maar een krachtiger middel moet worden aangewend, nl. de lijfsdwang ( 2 ). Zoo al in

(*) Uit de reeds vermelde verhandeling eiteeren wij nog het volgende: „The chief aim of Chinese conunereial law is to restrain trade within fixed limits, and it is a Canon of Chinese politieal economy to give no encouragement to merchants in theer desire to enrich themselves (nnless it be at the expense of foreigners) " „As the laws against unfair trading are speeially devised for the protection of the native producer and the people of China, they do not apply to the trade between Chinese and Foreigners Consequently tea and silk guilds are under no restricti rns as to unfair trading witli foreigners and meet dnring the season every day witli the distinot object to keep entire command of the market". ( 2 ) Mr. J. van Gennep, de vreemde oosterlingen en de lijfsdwang. Economist van 1884, bl 362 vlg. De schrijver gaf destijds als lid van de Tweede Kamer een authentieke interpretatie van art 875 W. v. K. in overweging, ten einde de jurisprudentie te keeren volgens welke dat artikel alleen betrekking zou hebben op lijfsdwang vóór de faillietverklaring verkregen, tengevolge waarvan het fail issenient bet middel werd om geheel aan lijfsdwang te ontkomen. Sedert is de jurisprudentie veranderd. Bii arrest van 14 Januari 1892 (W. 1494) besliste het Hoog-Gerechtshof dat bet woord „bevorens" in gemeld artikel 875 alleen betrekking kan hebben op de insolventverklaring, zoodat ook een na de faillietverklaring verkregen lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd. Evenzoo R. v. J. Semarang, vonnis 23 Maart 1892 W. 1503 en 11. v. J. Soerabaja, vonnis 21 Maart 1894 W. 1609.