BURGERLIJKE ZAKEN.

HOOGER BEROEP.

IIOOG-GERECIITSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË. (Eerste Kamer).

Zitting van 25 Juli 1895. Voorzitter: Mr. J. Sibenius Trip.

Nalatigheid in het afleggen van rekening en verantwoording. — Proceskosten.

Een termijn van drie dagen is te kort om eene behoorlijke rekening en verantwoording op te maken van een gevoerd beheer. Een rendant, die daarvoor vijf dagen heeft, gebezigd, kan niet gezegd worden daarmede noodeloos te hebben getalmd, zoodat hij, die overigens tot het doen dier rekening en verantwoording gedagvaard, zich bij zijn antivoord terstond daartoe bereid heeft verklaard, niet kan gezegd worden daarmede nalatig ie zijn geweest. De rendant zal in dat geval de kosten moeien dragen. De aard van een gevoerd beheer brengt niet altijd mede, dat er bescheiden bestaan (zccals bedoeld in art. 768 Burg. lleehtsv.) strekkende tot bewijs der op de rekening opgebrachte posten, zoodat ook zonder overlegging van jvstificatoire bescheiden eene rekening als deugdelijk kan worden beschouwd.

De Chinees Tan Hoe, handelaar, wonende te Bcngas-Dengklok in de residentie Kravang, appellant, tomp. bij den Adv. en Proc Mr. ü. Fock,

contra

den Chinees Oeij Kian, handelaar, wonende te Batavia, geintimeerde, eomp. bij den Adv. en Proc. Mr. Th. A. Rnijs^

LXV. 14