Zitting van 1 Augustus 1895.

Voorzitter: als voren.

Art. 159 Inl. Regl. —

Vólgens art. 159 van het Inl. Regl. staat het geheel ter beoordeeling van den rechter of hij al dan niet termen vindt om aan een der partijen den gerechtelijken eed op te leggen, zoodat de rechter, door van deze zijne bevoegdheid geen gebruik te maken, nimmer dat artikel door niet toepassing kan hébben geschonden.

Ngowongso, petinggi van en wonende in de dessa Arenmaron, distiict en afdeeling Pati, residentie Japara, reqnirant van cassatie,

contra

Pak Sakiroen, modin van en wonende in de dessa Arenmaron, district en afdeeling Pati, residentie Japara, gerequireerde.

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË,

Gelezen het door den Landraad te Pati tusschen den gerequireerde, als eischer en den requirant als gedaagde, op den • 25sten Mei 1895 gewezen vonnis, waarbij den eischer zijne vordering is toe gewezen en de gedaagde mitsdien is veroordeeld om binnen 14 dagen aan eischer te betalen eene som van f 215 (twee honderd vijftien gulden), met verwijzing in de proceskosten, tot den dag waarop het vonnis is gewezen, begroot op ƒ 11.— (elf gulden);

Gelezen het authentiek afschrift der acte, waaruit blijkt dat de requirant den 27sten Mei 1895 voor den Griffier van den Landraad te Pati is verschenen en heeft verklaard, dat hij zich in cassatie wil voorzien tegen voorschreven vonnis;

Gezien het relaas van kennisgave daarvan aan de wederpartij door den wedono van het district Kotta Pasi, Raden bei Tjo krodiredjo. op den lstcn Juni 1895;