24, dat daags voor de terechtzitting een uittreksel uit de rol aan den president moet bezorgd worden, ofschoon het niet recht duidelijk is wat de president den dag voor de terechzitting met die rol moet uitvoeren. Is de zaak niet op de rol gebracht, dan kan volgens het wetsvoorstel de procureur van den gedaagde ter terechtzitting onder overlegging van de dagvaarding de zaak alsnog op de rol doen inschrijven, ten einde tegen den niet verschenen eischer verstek met de wettelijke gevolgen te kunnen Vorderen. De praktijk nam de hiervermelde bevoegdheid van den verweerder (ook met het oog op artikel 1981 Burg. Wetb. voor hem van belang) reeds aan, ook de indisclie: althans toen in 1866 een Bataviaasch procureur, die zich door een confrère beleedigd achtte, dezen dagvaardde tot betaling eener schadeloosstelling bedragende het bagatel van een millioen vijf honderd duizend gulden, doch de zaak niet op de rol bracht, — stond de Raad van Justitie te Batavia den gedaagde toe de zaak alsnog op de rol te brengen, verleende verstek tegen den beleedigden doch niet opgekomen eischer, ontsloeg den gedaagde van de instantie en veroordeelde den eischer in de kosten (W. 154).

Ten opzichte van de niet verschijning van den gedaagde bevat het wetsvoorstel twee belangrijke wijzigingen ('). Ten

(') Ter gelegenheid van het verstek mag de aandacht gevestigd worden op een belangrijk verschil tnsschen de nederlandsche en indisclie jurisprudentie. Bij arrest van 30 Nov. 1893, Pal. v. Just. 1894 No. 5, besliste de hooge raad, dat uit de niet verschijning van den gedaagde niet altijd erkenning van, of berusting in den ingestelden eisch mag worden afgeleid, en dat artikel 76 Rv. (78 I, Rv. en 132 Inl. Reglt.) niet onvoorwaardelijk beveelt om tegen een niet verschenen gedaagde dadelijk de conclusiën van den eischer toe te wijzen, integendeel, zoowel uit de bewoordingen van het slot van dit artikel als uit de geschiedenis daarvan volgt, dat de rechter, zoo hij van oordeel is dat uit de niet verschijning van den gedaagde geen erkenning of berusting kan worden afgeleid, volkomen bevoegd is het bewijs van het bij de dagvaarding gestelde te gelasten. (Zie vooral de aan het vermelde arrest voorafgaande "conclusie van den advocaat-generaal, alsmede een historische toelichting van art. 78