O. dat derhalve, al heeft de Inlandsche Christenvrouw Ida Maria voornoemd vóór haar huwelijk met J. C. van der Voet zich onderworpen aan de geheele Europeesclie wetgeving aangaande het burgerlijk- en handelsrecht, meergenoemd artikel 457 van het Burgerlijk Wetboek, als een voorschrift van publiek recht alléén voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden geldende, op haar niet van toepassing is;

O. dat op grond hiervan de Raad van Justitie te Batavia zich te recht onbevoegd heeft verklaard in deze ten principale te beslissen;

Lettende, behalve op de aangehaalde wetsbepalingen, op artikel 341 van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 136 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie;

Beschikkende in hooger beroep:

Bekrachtigt de beschikking van den Raad van Justitie te Batavia voornoemd, waarvan appèl.

RAAD VAN JUSTITIE TE SEMARANG.

(Eerste Kamer).

EERSTE AANLEG.

Raadkamer van 12 Augustus 1895.

Voorzitter Mr. W. Tadema.

Art. 24 Ned. Burg. Wetb. — Kracht der legalisatie.

Vit avt. 24 Ned. Burg. Wetb. vloeit geenszins voort, dat ongelegaliseerdte uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand geen geloof zidlen verdienen. ,

De legalisatie is geen essentieel bestanddeel van de acte, maar strekt om de overtuiging te geven, dat de uittreksels door den daartoe bevoegden ambtenaar zijn uitgegeven, zoodat de ambtenaar wien een ongelegaliseerd uittreksel wordt overgelegd, bevoegd is