BEVELSCHRIFT.

De Minister-Resident der Nederlanden in Japan, waarnemende het consulaat te Yokohama, overwegende:

dat op 5 September 1892 te Houmaku-Mura, Kurakigori, bij Yokohama, een moord is gepleegd op den Japanschen coolie Shimidzu Zetsugora;

dat op G September daaraanvolgende als vermoedelijke dader door de Japansche politie is gevat geworden zekere Pieter Johannes Schouwenburg, schepeling op het Engelsehe stoomschip ..Zimandra", van welk schip, dat den 3en September de reede van Yokohama verlaten had, hij den 28en Augustus was weggeloopen;

dat bedoelde P. J. Schouwenburg, aan de Japansche ovex-heid verklaard hebbende in Nederland te zijn geboren, door deze ter beschikking werd gesteld van het consulaat te Yokohama;

dat P. J. Schouwenburg voornoemd, op het Nederlandsche consulaat gebracht zijnde, geen bescheiden bleek te bezitten en evenmin andere middelen vermocht aan te voeren, die zijn Nederlanderschap konden uitwijzen, en dat het consulaat mitsO.

het voófgeschrevette bij artikel 154 van de Wet Van den 25sten Juli 1871 No. 91, is van oordeel dat er geen voldoende gronden zijn om den beklaagde Pieter Johannes Schouwenburg op te zenden naar den Raad van Justitie te Batavia en beveelt mitsdien dat voornoemde Pieter Johannes Schouwenburg van verdere rechtsvervolging worde onslagen.

De rechtbank geeft, aan wien het aangaat, intusschen in overweging, om krachtens artikel 135 van hooger gemelde wet bedoelden Pieter Johannes Schouwenburg, zoowel in zijn belang als in dat van de gemeenschap alhier, in hechtenis te houden.

Ten slotte geeft de rechtbank uitdrukking aan haar leedwezen, dat de gebrekkige inrichting van het consulaat te Yokohama aan eene spoedigere behandeling van deze zaak in den weg heeft gestaan.