dat nochtans het pensioen is onvervreemdbaar, de titularis daarover op geenerlei wijze kan en mag beschikken, zelfs niet door verpanding of beleening. eene lastgeving om voor hem het pensioen te ontvangen ten allen tijde kan worden herroepen, arresten op pensioenen niet worden gedoogd, doch slechts kortingen daarop kunnen worden bevolen ter zake van schulden aan den Lande of aan particulieren;

dat derhalve in deze bepalingen duidelijk de bedoeling ligt opgesloten, dat de pensioenen niet aan anderen dan de belanghebbenden zei ven (hunne tijdelijke gemachtigden daaronder begrepen) kunnen worden uitgekeerd, zoodat elk verzoek tot uitkeering van een pensioen aan een derde, hetzij door den gepensionneerde, hetzij door dien derde, als niet gedaan moet worden beschouwd, althans voor geen inwilliging vatbaar mag worden verklaard:

dat alzoo het verzoek van de Weeskamer te Batavia in hare voorzegde hoedanigheid tot uitkeering aan haar van des eischers pensioen, ten behoeve en ter verdeeling onder des eischers gezamenlijke schuldeischers, had behooren te zijn van de hand gewezen, en, waar zulks in strijd met de uitdrukkelijke voorschriften niet is gedaan, de gedaagde aan een tot de ontvangstonbevoegde heeft betaald, die gedane betalingen aldus zijn van onwaarde en mitsdien nog niet is betaald;

dat niettegenstaande daartoe gedane gerechtelijke sommatie en bij vertoon en overlegging van een behoorlijke attestatie de vita de gedaagde weigerachtig is gebleven, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan den eischer te voldoen de op en sedert den eersten November 1800 twee en negentig vervallen termijnen van zijn pensioen, onder aftrek van zoodanige contributien of kosten, als de gedaagde mocht kunnen aantoonen volgens de bestaande vorderingen daarop te kunnen inhouden;

dat de gedaagde ter zake van op en sedert den eersten November 1800 twee en negentig tot en met den eersten Juli 1800 vier en negentig en alzoo over twintig maanden verschenen pensioen, buiten rekening gelaten de wettelijke inhoudingen welke