Veroordeelt geïntimeerde in de kosten zoo in eerste instantie als in liooger beroep gevallen.

Zitting van 12 December 1895.

Voorzitter: als voren.

In gebreke stelling. — Bewijs der in een ingediende rekening gespecificeerde posten. — art. 1882 burg. wetb.—

Bewijskracht van koopmansboeken tegen niet kooplieden. — Onnoodig beslag.

In gebreke stelling door een bevel of andere soortgelijke acte stelt de ieet, alleen als onmisbare voorwaarde, wanneer de vergoeding van kosten, schaden en interessen icegens niet nakoming éener verbintenis, betzij op zich zelf, hetzij met ontbinding deiovereenkomst wordt geëischt.

Indien de bezwaren tegen eene ingediende rekening ingebracht alleen betreffen eenige nominatim aangegeven posten en het bedrag der rekening, dan moeten alleen die posten worden bewezen welke ipsis verbis zijn ontkend, maar kunnen de overige, als niet weersproken, voor erkend worden gehouden.

Eene vergelijking van art. 11 II 'etb. van Kooph. met art. 1882 van het Burg. Wetb. stelt duidelijk in het licht, dat, naarmate koopmansboeken als bewijsmiddel moeten dienst doen tegen kooplieden of niet kooplieden, hunne bewijskracht van andere voorwaarden is afhankelijk gesteld, gelijk zij andere feiten betreft, liet beuijs van qudlitc.it en quantiteit, in art. 1882 Burg. Wetb. aangegeven, zed het bewijs der leverantie zelve moeten insluiten.

Elk onnoodig gelegd beslag, ook dat hetwelk bij een presidiaal verlof is verleend, behoort, cds inbreuk makend op eens anders recht, als een onrechtmatige daad te worden aangemerkt, welke bij het aannemelijk doen zijn van schade de'daarop rustende, actie doet toekomen.