29en Juli 1803 conservatoir beslag licel't doen leggen op de roerende goederen van oorspronkelijk gedaagde, thans appellant;

dat de beslagene, bij afzonderlijk exploit van den len Augustus daaraanvolgende, is gekomen in verzet tegen dit beslag, als zijnde ongegrond, onrechtmatig en onnoodig en, onder reserve van zijne rechten tot het eischen van schadevergoeding ter zake, nader heeft geconcludeerd tot opheffing van het beslag;

dat eischer, thans geintimcerde, op 2 Augustus daaraanvolgende zijne tegenwoordige vordering tot van waarde verklaring van het conservatoir beslag en veroordeeling tot betaling van liet restant schuld groot f 990.80 middels dagvaarding heeft aangebracht en op 9 Augustus daaraanvolgende dienovereenkomstig heeft geconcludeerd, waarvan thans appellant, na ontkenning van het juiste bedrag der rekening en bestrijding van eenige daarop voorkomende posten, reconventioneel heeft geëischt vergoeding van schaden, kosten en interessen, geleden door de onrechtmatige daad van liet beslag, nader op te maken bij staat;

dat verder door appellant in het geding is gebracht een arrest van dit Hof ddo. 10 Mei 1894. waarbij hij is verklaard goed opposant tegen dat beslag; dat beslag is verklaard te zijn onnoodig en mitsdien, met ontzegging van liet anders of meerder geëischte, de opheffing is gelast; waarna oorspronkelijk eisclier zijne vordering heeft verminderd, voor zoover daarbij dc van waarde verklaring is verzocht en dan ook zijn verminderde ciscli bij 's Raads eindvonnis is toegewezen, daarentegen de tegen vordering van gedaagde, thans appellant, is ontzegd;

O. dat nu de eerste grief van appellant eene herhaling bevat van liet door hem in eersten aanleg aangevoerde, als zoude het gèmis van ininorastelling de opvorderbaarheid der tokoschuld en het verschuldigde ter zake van kleedcrmakersai beid uitsluiten;

dat hare ongegrondheid, waar liet geldt eene vordering tot nakoming van eene verbintenis, al dadelijk in liet oog springt, immers dc wet het bevel of soortgelijke acte alleen als onmisbare voorwaarde stelt, indien de vergoeding van kosten, schaden