verplicht kan worden om zijne lastgeefster. de liquideerendtvennootschap, in rechten te vertegenwoordigen (zie 's Hofs arrest van 18 November 1880. Tijdschrift 48ste deel blz. 93 — 97); dat zoowel op den eenen als op den anderen der beide opgemelde gronden het liooger beroep niet ontvankelijk is: en verder ten aanzien van de hoofdzaak het vonnis a quo heeft verdedigd; voorts, evenals in eersten aanleg, heeft volgehouden dat, daar de ingestelde eisch daartoe niet strekte, in dit geding geene rekening en verantwoording te pas kwam, doch ten alien overvloede eene rekening en verantwoording heeft overgelegd, onder mededeeling dat alle bewijzen der gedane uitgaven reeds in eischers bezit waren;

O. dat de geintimeerde vervolgens, nadat appellant naar aanleiding van die rekening en verantwoording bij procureursacte van 1 (j October 1895 hem had doen aanzeggen, dat hij ontkent dat hij aan de ontbonden firma Heineken .& Co. heeft opgedragen de opgebrachte uitgaven te doen, dat hij die opgebrachte betalingen te doen had en dat de firma die uitgaven heeft gedaan, ter rolle van 21 November jl. een request heeft ingediend inhoudende het verzoek om de wederpartij op vraagpunten te hooren:

O. dat de praktizijn van den appellant mondeling liet verzoek heeft gedaan om. indien bet verhoor op vraagpunten mocht worden toegestaan, dat te willen opdragen aan de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, daar de appellant intusschen daarheen is vertrokken;

Ten aanzien van het recht:

O. wat betreft de door geintimeerde beweerde niet-ontvankelijkheid van het appèl, dat artikel 32 van het Wetboek van Koophandel voorschrijft, dat bjj de ontbinding der vennootschap onder eene firma de vennooten, die het recht van beheer hebben gehad, de zaken der gewezen vennootschap zullen moeten vereffenen in naam van dezelfde firma en hieruit volgt, dat deze vereffenaars in rechten optreden voor de ontbonden vennootschap evenals een der vennooten, en niet zijn hare lasthebbers: