DOOR DEN GEDECLAREERDE. — BEOORDEELING DER POSTEN OP EEN SCHADESTAAT.

Art. 609 Burg. Recht.iv. schrijft uitdrukkelijk voor dat. indien partijen zich niet omtrent den schadestaat kunnen verstaan, de zaak summierlijk zat worden uitgewezen, terwijl volgens artt 113 v.v. van dat Reglement die summiere afdoening bepaaldelijk het ivisselen van conclusien medebrengt.

De regelen van procedure zijn wel van openbare orde, maar in een bijzonder geval kan het wel eens blijken, dat de belangen van partijen ook zonder inachtneming daarvan niet icorden geschaad.

Art. 606 Burg. Rechtsv. schrijft wel voor dat de gedeclareerde een aanbod zal doen van zoodanige som. tot vergoeding van kosten, schaden en interessen als hij zal te rade worden, doch geenszins dat hij dat aanbod ook met redenen zoude moeten onikleeden.

De Weeskamer te Semarang, zitting en kantoor houdende in haar locaal aldaar, ten deze handelende in hare hoedanigheid als cnratrice in den boedel van den bij vonnis van den Eaad van Justitie te Semarang ddo. 10 December 1881 in staat van kennelijk onv rmogen verklaarden heer Julius Coblijn, beheerder van en wonende op de onderneming Blorong (Soeraearta), appellante qualitate qua, comp bij den Adv. en Proc. Mr. A H. du Mosch,

contra

lo. Willem, Abraham Mirandolle, koopman, wonende te Semarang;

2o. Dirk, Hendrik van Ossenbruggen, agent van do cultuurmaatschappij der Vorstenlanden, wonende te Semarang, geintimeerden, comp. de lo. gein timeerde bij den Adv. en Proc. Mr. J E. Voute (later Mr. J. Gerritzen) en de 2o. geïntimeerde bij den Adv. en Proc. Mr. J. Schoutendorp (later Mr. Ch, A. Henny).