„naamlooze vennootschap ..Maatschappij tot exploitatie van het ..land Semplak," de overdracht van het in deze acte omschreven „perceel met de daarop rustende verbanden als eigen schuld, „ten name van gemelde Maatschappij, aan te nemen" tot geene andere opvatting mag leiden;

dat toch het hier gebezigde woord: „aannemen'' blijkbaar terugslaat op hetgeen in de acte van oprichting der vennootschap ddo. 8 September 1891 No. 4b tusschen partijen was overeengekomen en in deze laatste acte, ter uitvoering waarvan de eigendomsaete ddo. 11 Januari 1892 No. 14 is gepasseerd, wel van inbreng van een perceel, het land Semplak („met alle „erfdienstbaarheden en andere daarop rustende lasten en met „den tot het land behoorenden lossen en vasten inventaris en al hetgeen daartoe door wetsduiding behoort"), doch volstrekt niet van overdracht of overname van eene schuld wordt gesproken;

dat voorts te dezen aanzien ook de artikelen 5, 6 en 21 van diezelfde acte van oprichting, alhoewel de bepaling inhoudende dat onder zekere omstandigheden en voorwaarden het kapitaal der vennootschap vergroot of wel het reservefonds aangewend kan worden „tot delging of aflossing der thans op het land Semplak rustende eerste hypotheek." volstrekt niets kunnen bewijzen;

dat toch, al werd ook de schuld door meergenoemde vennootschap niet overgenomen en deze laatste alzoo daarvoor niet aansprakelijk, dit toch niet wegnam, dat het land Semplak met het zakelijk recht van hypotheek bezwaard bleef, zoolang althans de heer Moerman zijne hypothecaire schuld niet zou hebben afgelost, zoodat het bij de grootc waarschijnlijkheid, dat de heer Moerman daartoe althans in den eersten tijd niet in staat zou zijn, alleszins rationeel is te achten, dat de vennooten reeds bij voorbaat maatregelen beraamden omtrent hetgeen in dergelijk geval door de vennootschap zoude moeten worden gedaan, ten einde aan eene eventueele uitwinning van het voor de schuld verbonden perceel te ontkomen;