met zijne in eersten aanleg gedanen eisch en genomen conclnsien tot uitvoerbaarverklaring van het vonnis bij lijfsdwang tegen de gedaagden, thans appellanten, niet-ontvankelijk te verklaren, immers hem die in ieder geval te ontzeggen, met veroordeeling van eischer. thans geintimeerde. in de kosten van beide instantien;

O. dat door geintimeerde hierop onder aanvoering van gronden voor antwoord in appèl is geconcludeerd : dat het den Ilove moge behagen, met tenietdoening van het appèl, te bevestigen het vonnis waarvan appèl, alles met veroordeeling van de appellanten ook in de kosten van het hooger beroep;

O. dat vervolgens de praktizijn van appellanten zijne sustenuen nog mondeling heeft toegelicht, waarna de nederlegging der stukken ter tafel gelast en de uitspraak in deze zaak is bepaald op heden;

Ten aanzien van het recht:

O. dat de grieven der appellanten tegen het vonnis a quo hierop neerkomen:

lo. dat de beslissing van den eersten rechter is gegrond op feiten, die niet in de dagvaarding gesteld zijn, daar toch daarin niet is geposeerd, dat appellanten in het accept hebben verklaard kooplieden te zjjn, noch dat zij daarin hebben verklaard de waarde in koopmanschappen te hebben genoten;

2o. dat de eerste rechter ten onrechte van de onderstelling uitgaat, dat geen tegenbewijs mag worden toegelaten tegen de in het orderbillet uitgedrukte schuldoorzaak;

O. ad lum, dat deze grief deels haar feitelijken grondslag mist, daar de eischer. thans geintimeerde. bij introductieve dagvaarding heeft gesteld de wettige houder te zijn van een orderbriefje, door al de gedaagden als acceptanten onderteekend en aan den eischer afgegeven, gedagteekend Batavia 27 Juli 1893. waarbij de gedaagden aangenomen hebben om op 28 October 1893 aan de order van den eischer in de, Javasche Bank te Batavia de somma van f 3000.— Indisch Courant te betalen, alles met erkenning van waarde in koopmanschappen