Gelast de terechtstelling voor den Landraad te Bodjonegoro van de verdachten Wirohastro alias Kasinin en Sowikromo alias Tarman.

Beveelt hunne dadelijke inhechtenisneming.

Raadkamer van 4 November 18,95.

Voorzitter: als voren.

Art. 240/' Ixl. Regl.

Bij geene wettelijke bepaling is aan den Voorzitter van den Landraad de bevoegdheid toegekend om beschikkingen (bedoeld in art. 240e Inl. Regl.) door een ambtsvoorganger — zelfs niet die door hem zeiven — genomen, ten einde eenige strafzaak voor den Landraad aanhangig te maken, te niet te doen, zijnde die bevoegdheid uitsluitend toegekend aan het Hoog-Gerechtshof in de gevallen omschreven in art. 240f al. 2 Inl. Regl.

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË, Gelezen de beschikking van den Voorzitter van den Landraad te Toeban, dedato 28 December 1895, waarbij is verklaard dat het feit gepleegd door don verdachte Pak Sagoh, oud naar aanzien 45 jaar, geboren en laatstelijk woonachtig in de desa Nganget, district Ban tjar. afdeeling Toeban, residentie Rembang van beroep landbouwer, noch als misdrijf noch als overtreding is aan te merken en dat er geene voldoende redenen bestaan tot verdere vervolging van den verdachte Modiwongso, ouel naar aanzien 33 jaar, geboren in de kampong Watoe Loemoer, district Rembes, laatstelijk woonachtig in de desa Nganget voornoemd, met last tot hunne onmiddellijke invrijheidstelling, ten ware zij om andere redenen in hechtenis beliooren te bljjven;

Nader gelezen de beschikking van den Voorzitter van den bovengenoemden Landraad, ddo. 11 November te voren No. 6, waarbij is bevolen dat de meergenoemde verdachten zullen