van toepassing'. In dergelijke gevallen (en er zijn er vele geweest) zag men de nalatenschap aan het Chineesche hospitaal vervallen, ten sp(jt van hen, die krachtens hun betrekking tot den erflater aanspraken meenden te kunnen doen gelden. Het had den schijn, alsof de Staat zich met Chineesche "nalatenschappen wilde verrijken. Een blik op de bepalingen van het Burgerlijke wetboek, het erfrecht betreffende, doet zien, dat een dergelijke bedoeling ten opzichte van Europeanen niet bestaat. Fiscus post omnes is de regel, welke uit die bepalingen te voorschijn treedt. En ditzelfde zal, van den kant van den Staat, ten opzichte van Chineezen wel eveneens bedoeld zijn. Ook in China schijnt die regel te gelden, gelijk wij later zullen zien. Een verkeerde wetgeving. Dat bij den dood van de moeder de vaderlijke macht in voogdij overgaat, is onjuist gezien. Sterft de moeder, dan komt de vader onder controle van de boedelkamer. Hij moet rekening en verantwoording afleggen omtrent het vermogen zijner minderjarige kinderen, zekerheid stellen, of zich anders het beheer zien ontnemen (art. 18 Stbl. 1828 No. 46; Stbl. 1845 No. 15). Zijn patria potestas wordt als het ware vernietigd. Hier wordt aan het kind tegenover zijn vader een bescherming verleend, welke door Chineezen, voor wie een ongeschonden vaderlijke macht een levensbeginsel is, niet verlangd en ook niet begrepen wordt. Vruchtgenot van het vermogen zijner minderjarige kinderen, is den langstlevenden ouder nergens toegekend. Beheert de boedelkamer dat vermogen, dan moet de vader of moeder afwachten wat de boedelkamer wil toeleggen. De grens der minderjarigheid, op 23 jaren gesteld, is voor Chineezen, voor het meerendeel hier geborenen, te ver getrokken. Zij doet de kapitalen van minderjarigen, zoo geen eerder huwelijk gesloten wordt (en dan nog met toestemming der boedelkamer) al te lang onder de boedelkamer verblijven. Het optreden der boedelkamer brengt niet zelden schade te weeg. Ten einde tot vaststelling en afzondering van het Contingent der minderjarigen te geraken, is realisatie noodig van het geërfde vermogen, dat in een handelszaak of industrieële