van Huiten. In al deze voorstellen was over het erfrecht, vooral ook van Chineezen, gehandeld. Residenten, Raden van Justitie en Boedelkamers hadden adviezen uitgebracht, en zeer bepaald de vraag overwogen, of de 12de en 13de titels van het tweede boek van het Burgerlijk wetboek op Chineezen konden worden toepasselijk verklaard. De heer Wichers had het verkieslijk geacht voor de Chineezen bizondere bepalingen omtrent de erfopvolging te maken, gegrond op de wetten en gebruiken van hun landaard. Alleen eenige voorschriften van het Burgerlijk wetboek, die de erfstellingen over de hand en den vorm van den uitersten wil betroffen, waren in zijn ontwerp opgenomen. De heer Mees ging verder. Hij kwam tot de conclusie, dat bijna de geheele XlIIde titel van het Ilde boek toepasselijk konde worden verklaard, behalve de derde afdeeling handelende over de legitieme, welk onderwerp als te veel samenhangende met de successio ab intestato, naar zijn meening buiten beschouwing moest blijven. En nu dient er wel op te worden gelet dat de heer Mees, hoezeer hij de bepalingen omtrent de legitieme wilde uitsluiten, zich echter verplicht achtte de aandacht der Regeering te vestigen op het feit, dat door het College van boedelmeesteren op de legitieme gelet en ten opzichte der Chineezen de Europeesche wet gevolgd werd, en zulks als een gevolg van de bepaling vervat in art. 18 van het reglement van dat College (Stbl. 1828 No. 46), waarbij uitdrukkelijk is voorgeschreven, dat door het College op de legitieme moet worden gelet. De ontwerper van de ordonnantie van 1855 — zoo schrijft de heer Trip, t. a. p. bl. 81 — ging nog verder dan de heer Mees, en verklaarde den gelieelen XlIIden titel op de vreemde Oosterlingen toepasselijk, met die uitzondering nogtans dat hij bij art. 5 van het ontwerp (nu art. 4) den vorm, waarin gezegde personen in den regel kunnen testeren, beperkte. Zou men nu inderdaad meenen dat de ontwerper der ordonnantie, die al het daaraan voorafgegane voor zich had liggen, die dus wist dat in vroegere ontwerpen de afdeeling omtrent de legitieme portie uitdrukkelijk was uitgesloten, maar die ook wist dat