moeten ingevolge art. 1 der zegelwet (St. 1885 No. 131) jo. No. 36 sub b van de bij die wet gevoegde lijst van vrijstellingen, op gezegeld papier geschreven worden. Maar ook de afschriften dier vorderingen, die in de praktijk in afwijking van het bepaalde bij art. 128 al. 1 I. B. aan den verweerder worden toegezonden? Ilct ligt zoo voor de hand om geneigd te zijn bevestigend op deze vraag te antwoorden, omdat het een gewone gedaehtengang is te mecnen, dat waar de origineele akten of geschriften gezegeld moeten zijn. de daarvan uit te geven expedities dit ook moeten zijn. Toch zou ik allerminst geneigd zijn. om op de gestelde vraag bevestigend te antwoorden en meen veeleer, dat men een ongeoorloofde zegelbelasting heft, bijaldien men vergt, dat ook de hier besproken afschriften op zegel gesteld moeten zijn. Deze zegelgelden belmoren onder de kosten van het geding, die door de verliezende partij (art. 185 I. li.) betaald moeten worden, maar ik geloof, dat deze partij tot niet verschuldigde proceskosten veroordeeld wordt, wanneer haar de betaling ook van de zegelgelden der af schriften der vordering wordt opgelegd. Werd toch artikel 128 al. 1 I. 11. volgens zijn woorden opgevolgd — wat toch bij een wettelijk voorschrift, wanneer de woorden geen onmogelijke bepaling inhouden, feitelijk behoort te geschieden — dan zou de verliezende partij, behoudens de overige proceskosten, wat dé vordering zelve betreft, alleen verschuldigd zijn het zegelgeld van de origineele vordering. Nu heeft de praktijk het wel, op bovengenoemde utiliteitsgronden, raadzamer gevonden, om art. 128 al. 1 I. 11. niet naar de woorden toe te passen, maar de origineele vordering ter griffie aan te houden en slechts een afschrift daarvan aan den gedaagde te zenden, doch m. i. zal deze afwijking van de wet, hoe gewichtige en geldende gronden daarvoor ook kunnen aangevoerd worden, geen geldelijk nadeel aan de gedingvoerende partijen mogen berokkenen, hen niet op kosten mogen jagen. Wat zal men er tegen kunnen inbrengen, wanneer de succumbeerende partij aanvoert: „Ik weiger het zegelgeld te betalen van het aan den gedaagde