van 3 Septr. 1867 No. 8 aan de boedelkamers gegeven, om de „Chineesche instellingen" te bestudeeren. Wij zouden dan ook niet aarzelen in dusdanig geval het Europeesch versterfrecht toe te passen. Liever dan op grond van quasi-Chineesche redeneeringen in de lucht hangende beslissingen te nemen. Laat in het gestelde geval de overledene een weduwe achter, dan wordt de zaak moeilijker. Want bij toepassing van het Europeesch versterfrecht zou de geheele nalatenschap aan de bloedverwanten van den man vervallen, en zou de weduwe niets krijgen. Immers krachtens artikel 2 van Stbl. 1855 No. 79 bestaat onder Chineezen hier te lande geen huwelijks-gemeenschap, waardoor de vrouw de helft van den boedel des mans zou kunnen bekomen. In China wordt door het instituut der posthume adoptie de erfopvolging zeer vereenvoudigd en tevens de weduwe gebaat, die dan het vruchtgenot van de aan den geadopteerden zoon toegevallen nalatenschap heeft. Hier te lande levert de posthume adoptie, ongeregeld als zij is. veel zwarigheid op. Laten wij aannemen dat de resolutie van 1769 toelaat, dat de door een weduwe geadopteerde zoon als erfgenaam de nalatenschap van den overleden man der weduwe beuren kan ( 1 ). Zal zij nu het vruchtgenot hebben, zoolang de geadopteerde nog minderjarig is? En let eens op hetgeen de deskundigen hier te lande omtrent de posthume adoptie adviseerden. De weduwe — zoo werd gezegd (W. 1434) — behoort in het bezit ( 2 ) der nalatenschap

(') Men moet namelijk in het oog honden dat bij de posthume adoptie bijv van een broers zoon, deze niet erft omdat hij een neef is, maar omdat hij vormelijk aan den overledene als zoon is toegevoegd. De qualiteit van erfgenaam bezat hij dus niet tijdens het overlijden van den erflater, maar kreeg hij eerst daarna.. Dit maakt de zaak twijfelachtig.

(•) De wet die zegt: „A widow lelt without a son and not remarrying shall be entitled to her husband's share of the family propertv etc.", heeft blijkbaar het geval op het oog dat de overleden zoon nog bij zijn vader inwoonde en dus een onverdeeld aandeel in het gemeenschappelijk vermogen had. Dan is er van het in bezit nemen der nalatenschap geen sprake, doeh wel van het genieten van de vruchten van het aandeel dat den overleden zoon toekwam. Onze